top of page

Etappe02 GR128 Guînes - Tournehem-sur-la-Hem

29,75km ─ ↑↓ 442m

Percentage verhard: 45%

Startplaats: Guînes, Parking Bois de Guînes

Aankomst: Centrum Tournehem-sur-la-Hem

Vervoer: Wagen

Hike: Inge D. en Wandel Mee Met Mij


Het programma voor vandaag is veelbelovend, de tweede etappe van de GR128 van Guînes tot Tournehem-sur-la-Hem. Enkele weken eerder deed ik een oproep via de Facebook-pagina van Wandel Mee Met Mij. Inge D. reageerde en wou met me meestappen. Ik mag mijn plooifiets dus in de koffer laten steken voor vandaag. Ik ben er alleszins niet treurig om want de vorige etappe was het zweten op de fiets.


We spreken af op de grote parking op de Place de la Comtesse Mahaut d’Artois in Tournehem-sur-la-Hem over de straatnaam alleen al zou je kunnen struikelen. Inge stapt met een beetje argwaan bij mij in de wagen. Om het ijs te breken, begin ik alvast te vertellen over een gemeenschappelijke hobby: “wandelen”. Inge vertelt me dat het goed uitkomt dat ik net hetzelfde traject van de GR128 stap zodat ze zelf geen tweedaagse moet inlassen. Na wat kennis gemaakt te hebben, komen we al aan op de ‘parking’ van Bois du Guînes.


We gaan meteen van start en missen het paadje dat naar het monument leidt. Jammer maar geen erg want even later houd ik halt. Ik heb namelijk de eerste orchidee van het jaar gespot, een prachtexemplaar van een Bosorchis. De eerste foto van de dag is binnen ‘grinnik’. We stappen verder door het bos en tot onze verbazing blijft het stijgen, echter gestaag. We volgen de GPX van Inge want we hebben tot nu toe nog geen markeringen gezien van de GR128. De GR145 is voorlopig onze leidraad door het toch wel donkere bos. Na een viertal kilometer door het bos gekronkeld te hebben, komen we op een open vlakte en dit nog steeds in een licht stijgende lijn. We stappen onder de knetterende hoogspanning door, genietend van het landschap en het uitzicht over een veld met het mooie blauwe vlas.



“Het monument dat we gemist hebben wil ik alsnog opnemen in dit verslag omdat het toch noemenswaardig is. Ik zal er zeker en vast nog wel eens geraken. Het is een zuil ter nagedachtenis van Jean-Pierre Blanchard. Hij was een Franse ballonvaarder uit Normandië. Op 4 maart 1784 maakte hij zijn eerste ballonvaart in een waterstofballon vanaf het exercitieveld in Parijs, de Champ-de-Mars. Op 7 januari 1785 stak hij vanuit Dover in twee en een half uur het Kanaal over samen met John Jeffries, een arts uit Boston. Omdat de ballon begon te dalen, gooiden de mannen bijna alles overboord, zelfs hun jassen. Tijdens een ballonvaart op 4 juni 1785 testte hij een prototype van een parachute uit, bevestigd aan een hond, een experiment dat later zijn leven zou redden.”


“Dactylorhiza fuchsii of Bosorchis is een plant uit de orchideeënfamilie. De plant komt voor op droge of vochtige, grazige plaatsen en in lichte bossen. De hoogte bedraagt vijftien tot vijftig cm. Deze soort werd in Heukels' Flora van Nederland tot en met de drieëntwintigste druk als een ondersoort beschouwd van de gevlekte orchis, Dactylorhiza maculata. In België en Frankrijk is de Bosorchis wettelijk beschermd.”


We stappen nu door een agrarisch landschap met uitzichten om “U” tegen te zeggen. We blijven ook nog even stijgen tot op een hoogte van honderdzestig meter boven de zeespiegel. Ter hoogte van Bois de Belbert zien we in de verte de kerk van Licques opdoemen, wederom een prachtig zicht. We steken de Place du Général de Gaulle over en besluiten een bezoek te brengen aan de Église Notre-Dame de la Nativé. Een aparte hallenkerk met de ingang aan de zijkant, we hebben geluk want de deuren zijn open. We stappen verder door het dorp en stellen vast dat er twee bakkers open zijn en zelfs twee slagers, keuze ten over. Maar we hebben onze boterhammetjes bij en laten dus de wachtrijen aan ons voorbij gaan. Via de school of op zijn minst langs de school verlaten we het centrum langs een onverhard paadje.






“In de elfde eeuw werd de plaats onder meer vermeld als Liska, Liscae en Lisces. In 1132 werd hier een premonstratenzerabdij opgericht, ze was gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. De abdij van Licques werd in de geschiedenis meermaals verwoest en hersteld. Een laatste herstelling dateerde uit het begin van de achttiende eeuw. De klokkentoren werd in 1795 door een bliksem geraakt en stortte in 1805 met een deel van het transept in. De rest van de abdijgebouwen werden in de revolutionaire periode als nationaal goed verkocht. De oude abdijkerk, Église Notre-Dame de la Nativé doet voortaan dienst als parochiekerk, ter vervanging van de oude parochiekerk die zich op het kerkhof bevond.”


We stappen verder richting Audenfort waar we zicht krijgen op een mastodont van een heuvel. Ik zeg tegen Inge dat we die heuvel waarschijnlijk moeten beklimmen ‘grinnik’. We laten Audenfort ‘rechts’ liggen en stappen even langs de D217, iets wat we niet echt aangenaam vinden. Gelukkig gaat het na tweehonderd meter al naar links over de Route du Val. Ik krijg dus gelijk en we beginnen aan de beklimming van de naamloze heuvel. Het belooft een kuitenbijter te worden aan de hoogtelijnen te zien. Halverwege de beklimming houden we halt aan een klein monument, ter nagedachtenis aan een vrouwelijk burgerslachtoffer uit de Tweede Wereldoorlog die omkwam door een inslaande V1 bom. Na enkele linke bochten worden we bijna van de weg gemaaid door een roekeloze chauffeur die de U-bochten als rallyparcours aanziet. Aangekomen op de top zoeken we een bank om onze boterhammetjes te nuttigen maar helaas belanden we met onze poep in de graskant.



Na de lunchpauze zetten we onze tocht verder en volgen een trajectwijziging. Deze trajectwijziging valt in de smaak. We stappen over een graspaadje te midden van twee gerstvelden. Recht voor ons krijgen we een uitzicht dat zo breed is dat we precies de ronding van de aarde te zien krijgen. We voelen ons als Goden in Frankrijk met deze afdaling en het vergezicht. Twee kilometer verder komen we terug op de weg terecht waar de voorgaande route liep. Op deze weg zou je niets te zien krijgen buiten bebouwing en bomenrijen. We passeren de camping A l’Orée du Bois en het gehuchtje Yeuse.



We zitten klem tussen het bos en de TGV-spoorlijn en na een plaspauze gaat het mis. We vergissen ons van afslag en wandelen over de spoorweg richting het dorpje Louches. Ik kijk toevallig even op de GPX en zie dat we al een kilometer verkeerd zitten, ik had al zo een ‘louches’ voorgevoel dat er iets niet klopte. We krijgen echter wel een beloning, het zicht op overblijfselen van Moulin Pont, een oude windmolen. We keren om en aan het kruispuntje waar we onze flater begingen, zien we waarom we de mist in gingen. Het paaltje met de markering staat aan de rand van het bos en is niet echt zichtbaar.


Terug op het juiste pad hunkeren we naar het hoogtepunt van deze etappe, de ruïne van Chapelle Saint-Louis. We worden echter op de proef gesteld en wandelen verder over een heuvelrug die ons een waanzinnig uitzicht biedt. We zien Calais en kunnen zelfs een Cruiseschip spotten. Nooit gedacht dat we de zee van hieruit nog konden zien maar het weer is enorm helder vandaag. Kilometers over een single track door hoog gras en langs struwelen maar nog steeds geen kapel te zien. Plots is ze daar: een glimp van de pracht in mijn rechter ooghoek. Enthousiast als ik ben roep ik net te luid ‘daar is ze’. We halen opgelucht adem, met de gedachte dat we misschien weer verkeerd zaten. Een prachtige locatie, zo een pastorale plek, deze parochie had duidelijk smaak. Wel een serieuze tocht voor de omwonende gelovigen, elke dag de Mont Saint-Louis beklimmen. We nemen onze tijd om het stukje geschiedenis in ons op te nemen.



“Van op de Mont Saint-Louis krijg je zicht op de Hem-vallei en de kust van Frans Vlaanderen. Culminerend op honderdentwaalf meter boven de zeespiegel, bevindt zich de gotische kapel Saint-Louis. De kapel werd gebouwd met gehouwen steen die werd gewonnen in Guémy in de buurt van Tournehem-sur-la-Hem. Gelegen op de laatste uitlopers van de Artois, met uitzicht op de maritieme vlakte. De kapel, een belangrijk herkenningspunt op het platteland van de Artois, werd aan het einde van de vijftiende eeuw gebouwd in de flamboyante gotische stijl door de grote bastaard Antonius van Bourgondië. Door de vele oorlogen die Frankrijk teisterden, verviel de kapel tot een Ruïne en in de Eerste Wereldoorlog werd deze zelfs tot de grond gelijkgemaakt op een topgevel na. In 1930 werd de kapel gerestaureerd met de overgebleven brokstukken tot het huidige resultaat. Voor er sprake was van een kapel, laat staan het katholieke geloof, werden er door Gallische druïden rituele vereringen gehouden. De Romeinse keizer Septimius-Severus zou er hebben gekampeerd alvorens hij met zijn legioenen Engeland zou binnen vallen.”


We stappen verder met een voldaan gevoel wanneer ik plots honderden orchideeën spot. Aan de omgeving te zien wordt hier een bepaald beleid gevoerd om de orchideeën in stand te houden. We verlaten de site door over een hek te klimmen maar iets verder is er een trap die we over het hoofd gezien hebben ‘grinnik’. We komen uit op de Rue Mont Saint-Louis en dalen af richting Guémy, een gehucht van Tournehem-sur-la-Hem. Hier spot ik opnieuw enkele orchideeën, Bijenorchis, mijn dag kan niet meer stuk. We komen aan in het gehucht en zien hier enkele oude gebouwen, wellicht van de oude steenkappers nijverheid. Via een onverharde wegel stappen we zo Tournehem-sur-la-Hem binnen en zo zit onze tocht erop. Moe maar toch erg voldaan stappen we in de wagen en word ik keurig afgezet in Guînes.




“De grote muggenorchis, Gymnadenia Conopsea, is een orchidee van vijfenveertig tot zestig centimeter hoog. De lippen hebben drie lobben met één langere lip in het centrum van de bloem. De sterke, zoete geur trekt veel insecten aan. De orchidee wordt vooral bestoven door vlinders, bijvoorbeeld door ‘Klein Avondrood’. Ze komen vooral voor op kalkhoudende ondergrond. De bijenorchis, Ophrys Apifera en in het geval van mijn waarneming Ophrys Apifera variant Aurita, ontleent haar naam aan het feit dat onderlip op een bij lijkt. Die onderlip is opgebold, meestal bruin met een gele tekening en harig aan de rand, met een groene zuil waarin twee ogen lijken te zitten. De binnenste bloemdekbladen zijn kort, smal, groenig of bruinig.”


Inge D., ik vond het een aangename kennismaking en ben dan ook vereerd om via deze weg wederom een prachtig mens te hebben mogen leren kennen.

Recente blogposts

Alles weergeven
Post: Blog2_Post
bottom of page