top of page
Foto van schrijverWandelMeeMetMij

Etappe06 GR120 Wimereux - Étaples

 37,68km ─ ↑↓ 415m

Percentage verhard: 40%

Startplaats: Parkeergelegenheid tussen Wimereux en Boulogne-sur-Mer

Aankomst: Militaire begraafplaats, Étaples

Vervoer: Wagen

Hike: Shirley L., Bart L. en Wandel Mee Met Mij


Het is alweer een tijd geleden dat we onze tocht eindigden in Wimereux, met als hoogtepunt voor mij het graf van Lieutenant-Colonel John McCrae, de dichter van het beroemde gedicht ‘In Flanders Fields’. Meer over zijn verhaal vind je terug in het verslag van etappe vijf. Vandaag gaan we weer naar buiten; samen met Shirley en Bart trekken we naar Étaples. Ik kijk erg uit naar deze etappe, vooral vanwege het eindpunt: de Britse militaire begraafplaats.


We starten op de grote parkeerplaats met uitzicht op de havenstad Boulogne-sur-Mer. Via de Boulevard Sainte-Beuve wandelen we de poorten van deze historische havenstad binnen. Meteen voelen we de levendigheid van een grotere stad; hier en daar zien we prachtige fresco’s op anders kale gevels. We verlaten Boulevard Sainte-Beuve en volgen onze weg over de Promenade San Martin. Rechts van ons kijken we uit over de havengeul en het strand van Boulogne-sur-Mer. De kleurrijke zeilwagentjes, scherp afgetekend tegen de blauwe lucht en het witgrijze zand, lijken zo van een ansichtkaart te komen. Even verder aan de linkerkant zien we een indrukwekkend monument voor Captain Ferdinand Ferber.


“Een vroege pionier van de luchtvaart, bekend om zijn onvermoeibare gedrevenheid om de mogelijkheden van gemotoriseerd vliegen te onderzoeken. Geboren in 1862, werd hij al vroeg geïnspireerd door de experimenten van Otto Lilienthal en de gebroeders Wright. Hun werk zette hem ertoe aan om zelf te experimenteren met zweefvliegtuigen en gemotoriseerde luchtvaartuigen. Hij schreef meerdere publicaties over de luchtvaart en moedigde hierin de technologische vooruitgang aan. Helaas kwam Ferber in 1909 tragisch om het leven tijdens een demonstratie in Boulogne-sur-Mer, toen zijn vliegtuig kantelde en neerstortte.”


Maar de Promenade San Martin heeft nog meer te bieden, want zo’n honderd meter verder treffen we een majestueus standbeeld, een groot bronzen beeld van ‘Général San Martín’. Dit spreekt echt tot de verbeelding en herdenkt een Argentijnse vrijheidsstrijder.


“José de San Martín, die een cruciale rol speelde in de onafhankelijkheid van Argentinië, Chili en Peru in de negentiende eeuw. Hij bracht zijn laatste levensjaren door in Boulogne-sur-Mer, waar hij na een roerige militaire carrière rust vond met zijn familie. Zijn voormalige woning in de stad is tegenwoordig het Musée du Libertador San Martín. Dit museum, gewijd aan zijn leven en werk, is tevens een herdenkingsplek voor bezoekers, vooral uit Argentinië. Regelmatig worden hier evenementen en activiteiten georganiseerd ter ere van San Martín en zijn bijdrage aan de Zuid-Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd.”


We vervolgen onze weg langs de Promenade San Martin en passeren het grootste aquarium van Europa: Nausicaá. Helaas hebben we geen tijd om het aquarium te bezoeken, maar we horen en zien toch nog enkele zeeleeuwen, wat voor een unieke sfeer zorgt.

We keren het strand en de zee de rug toe en wandelen verder langs Quai des Paquebots en Promenade du Quai Gambetta. Hier krijgen we zicht op de verouderde maritieme industrie van Boulogne-sur-Mer. We passeren enkele viskramen, en eerlijk gezegd is de geur hier niet echt mijn favoriet, wat een stank! Niet echt uitnodigend als je trek hebt in een vers stukje vis. We wandelen snel verder en steken de havengeul over via de Pont Marguet. Nu bevinden we ons in de haven van Boulogne-sur-Mer, waar ik verder niet veel over kwijt wil. Hier valt namelijk weinig te zien: alleen maar moderne industriegebouwen en vrachtverkeer. En ook hier hangt een onaangename geur. Wat mij betreft mogen ze dit stukje GR aanpassen en de haven overslaan; het voegt niets toe.


Gelukkig verandert het landschap zodra we het havengebied achter ons laten. We komen terecht in de duinen en passeren de oude Hoverport Boulogne-sur-Mer. Het fraaie, leegstaande zeshoekige gebouw in betonarchitectuur is het enige dat nog overeind staat van de vroegere site. Vervolgens trekken we door naar de duinen van Portel, waar we een adembenemend uitzicht hebben over de pastelblauwe zee. Even later komen we uit op Rue du Monaclin en stappen we de gemeente Le Portel binnen. Via de zeedijk verkennen we het strand en krijgen we zicht op Fort de l’Heurt. Het ligt een eindje in zee en lijkt haast één met de rots waarop het is gebouwd.


“Fort de l'Heurt, gebouwd in 1803 op bevel van Napoleon Bonaparte, ligt net voor de kust van Le Portel, nabij Boulogne-sur-Mer. Dit fort speelde een strategische rol in Napoleons plannen om Engeland binnen te vallen. Het werd gebouwd op een rotsachtig eiland in de open zee, wat het tot een van de meest unieke verdedigingswerken in het gebied maakt. Hoewel de invasie nooit plaatsvond, bleef Fort de l'Heurt in gebruik en diende het later als verdedigingspost voor Duitse troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vandaag de dag vormen de overblijfselen van het fort een historische bezienswaardigheid en een populaire plek om bij laag water te verkennen.”


Vanaf hier gaan we even landinwaarts, via de Boulevard du Rieu de Cat, Rue Jacques Cartier, Rue Champlain, Allée Paul Dukas, en Rue du Cap. Hierdoor missen we helaas enkele bezienswaardigheden, zoals Fort d’Alprech en Cap d’Alprech. Wat de routemakers hier bezielde, blijft voor mij een vraagteken. Bij Équihen-Plage naderen we opnieuw de duinen en het strand. Even verder komen we aan de waterloop Ruisseau de la Warenne, die we even landinwaarts volgen. Via Chemin de la Warenne komen we in een groene oase van duinen en bos. Ik zeg tegen Shirley en Bart dat we hier goed moeten opletten, want hier is een GR-kruispunt. De GR121, die ons vanaf Équihen-Plage volgt, gaat in dit bos verder richting Nesles. Ogen dus wagenwijd open, want door de grote hoeveelheid regen van de afgelopen maanden staan er hier en daar poelen met enkeldiep water. We moeten ons een ‘droge’ weg banen door de plassen.


Zo gefocust op het water merken we niet dat we de GR120 hebben verlaten. We wandelen door op Chemin des Juifs en genieten van al het moois dat de natuur ons te bieden heeft. Het middaguur nadert en onze magen beginnen te knorren. Op een bankje met uitzicht op enkele zwarte dennen eten we ons rantsoen. Als ik mijn navigatie-app check, zie ik dat we de beruchte splitsing al zo’n zevenhonderd meter geleden zijn gepasseerd. Er zit niets anders op dan terug te keren.


Nog steeds lopen we over Chemin des Juifs door het prachtige natuurgebied. Op virtuele kilometer vijftien, in werkelijkheid hebben we er al zeventien afgelegd grinnik, komen we weer bij de duinen en vangen we opnieuw een glimp op van de zee. Wanneer we de hoge duin beklimmen, staan we op het strand. We volgen de kust tot in Hardelot-Plage, waar we indrukwekkende bunkers en betonnen strandobstakels uit de Tweede Wereldoorlog tegenkomen. Deze obstakels kom je niet vaak tegen, dus ik ben helemaal in mijn element en begin enthousiast aan een uitleg voor Bart en Shirley.

 

“De Dreiecksständer, piramidevormige obstakels, vaak vervaardigd uit zwaar beton en voorzien van metalen pennen of stalen platen, waren ontworpen om het voor landingsvaartuigen zo moeilijk mogelijk te maken om de kust te bereiken. Door hun piramidevorm konden deze obstakels effectief standhouden onder verschillende omstandigheden en zich stevig in het zand vastzetten, zelfs bij zware golven of sterke getijden. Veel van deze piramiden waren bovendien uitgerust met mijnen, wat ze niet alleen gevaarlijk maakte voor mechanische schade maar ook een explosief risico vormde voor naderende troepen en voertuigen. In combinatie met andere versperringen zoals Tsjechische egels, Belgische poorten en mijnenvelden vormden de Dreiecksständer een serieuze uitdaging voor de geallieerde invasie, en hun aanwezigheid was één van de vele voorzorgsmaatregelen waarmee de Duitsers de kustlijn versterkten tegen een mogelijke invasie van de geallieerden.”


Aan de monding van La Becque stappen we even landinwaarts om de waterloop over te steken. Na wat slalommen door het riet komen we uit op de Boulevard de la Mer. Deze dijk volgen we een dikke kilometer, totdat er iets in mijn ooghoek opvalt. Een enorm kruis trekt mijn aandacht, en ik laat het Bart en Shirley weten en we gaan even kijken. Het blijkt de Croix de Saint-Augustin te zijn, met het jaartal 596 en een bronzen plaat met uitleg in het Frans. We zien ook wat beschadigingen op het kruis, die naar mijn idee stammen uit de Tweede Wereldoorlog, gezien de kogelinslagen. Even verder verruilen we de dijk voor de duinen en het strand. Een kilometer ten zuiden van Hardelot-Plage stuiten we op een paar indrukwekkende bunkers, versierd met bijzondere fresco’s. We volgen het strand nog zo’n twee kilometer, totdat we bij de monding van de Ruisseau de Bronne komen. Dit is niet zonder uitdaging, want de monding is breed uitgesneden en op sommige plaatsen behoorlijk diep. De breedte en diepte variëren dagelijks door het getij; hoe langer je wacht na eb, hoe moeilijker de oversteek.


“De Croix de Saint-Augustin, ook bekend als de Croix Celtique, is een monumentaal kruis in Hardelot-Plage, opgericht in 1906 door architect Louis-Marie Cordonnier in opdracht van Sir John Whitley. Dit zeven meter hoge kruis herdenkt de monnik Augustinus van Canterbury, die in het jaar 596 samen met andere Benedictijnse monniken vanuit deze regio vertrok om Engeland te evangeliseren. Het monument stond oorspronkelijk op de noordelijke dijk van Hardelot, gericht naar Engeland, waar later ook een replica werd geplaatst in Ebbsfleet, nabij Ramsgate.

In 1910 werd het kruis verplaatst door Louis Blériot, een luchtvaartpionier die ruimte nodig had voor zijn vliegexperimenten op het strand. In 2013 werd het kruis opnieuw verplaatst naar een meer prominente plek aan de kustlijn, mede dankzij de inzet van de erfgoedvereniging Patrimoine Hardelotois, de gemeente en lokale steun.”


Eenmaal aan de overkant van de waterloop worden we opnieuw landinwaarts gestuurd. Via de duinen vervolgen we onze tocht, maar hier liggen de duinen lager dan het strand, en dat merken we meteen. De paden staan flink onder water, maar met enige moeite banen we ons een weg door de eerste honderd meter. Bij een bunker lopen we echter vast; er is geen doorkomen aan. In het struikgewas zie ik een tunnel die vermoedelijk naar de bunker leidt. Ik waag het erop en kruip door de tunnel, kom via het mitrailleursnest bovenop de bunker uit, maar helaas: hier kan ik ook geen doorgang vinden. Er zit niets anders op dan terug te keren naar het strand.


Via het strand gaat de route verder richting Sainte-Cécile-Plage. Na anderhalve kilometer wagen we nogmaals een poging om via de duinen te gaan. Ook hier staan de paden blank; inmiddels zijn we het beu. We trekken onze stoute schoenen én kousen uit en vervolgen op blote voeten door het koude, zwarte water grinnik. Zodra we wat hoogte winnen, verdwijnen de ondergelopen paden en kunnen we onze blote voeten even laten drogen. Maar dan stap ik natuurlijk precies in een doorn van de, jawel, duindoorn. Ik trek de doorn er haastig uit, maar de stekende pijn blijft nog even hangen. Net voor we de Ruisseau Creuvé oversteken, trekken we onze kousen en schoenen weer aan en zetten we onze tocht langs het strand voort.


Na een goede kilometer komen we aan op de dijk van Sainte-Cécile-Plage. Op een paar restaurantjes, bars en een openbaar toilet na is er niet veel te zien. We houden even halt voor een plaspauze en stappen daarna stevig door.


“Naast de verdedigingswerken in de omgeving werd Sainte-Cécile tijdens de oorlog ook het doelwit van sabotageoperaties door geallieerde commando's. Een opmerkelijke missie, bekend als ‘Operatie Bristle’, vond plaats in juni 1942. Britse commando's vielen de Duitse bezetters aan in de omgeving van Sainte-Cécile en Le Touquet om hun operaties te verstoren en strategische doelen te treffen. Deze actie illustreert de intensieve en complexe militaire activiteiten die zich in en rondom Sainte-Cécile afspeelden tijdens de oorlog.”


Via een pad tussen duinen en strand wandelen we verder naar Chemin des Bâteaux, waar geen enkele boot te zien is, ‘grinnik’. We slaan de Boulevard Saint-Gabriel in, een lange weg die ons landinwaarts leidt richting Camiers. Wanneer we het centrum binnenlopen, voelen we een lichte dorst opkomen. We besluiten een stop te maken bij ‘Chez Loulou’, een café dat net zo marginaal is als de naam doet vermoeden. Na een stevige cola en het gebulderlach van de plaatselijke voetbalsupporters vervolgen we onze weg langs Grand Rue. Aan het einde stuiten we op een vervallen hotel met een minstens zo inspiratieloze naam: ‘Hotel du Lac chez Jo’. De horeca hier lijkt het karakter van het dorp goed weer te geven.


“Camiers heeft een rijke geschiedenis, vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog. In 1915 werd het uitgekozen als een belangrijk medisch en logistiek centrum voor het Britse Expeditieleger. Met meerdere veldhospitalen, waaronder het 18th en 20th General Hospital, werd het een essentiële locatie voor de zorg van gewonde soldaten. Gedurende de oorlog diende Camiers ook als een belangrijk bevoorradings- en ondersteuningspunt voor de geallieerde troepen, compleet met speciale spoorlijnen voor het transport van benodigdheden en gewonden.”


Na het verlaten van het dorp steken we de spoorlijn over en komen we via Route d’Étaples in het prachtige natuurgebied ‘Réserve naturelle de la Baie de la Canche’. Op het hoogste punt, zo’n zestig meter boven zeeniveau, lezen we de informatie op een bord over de Baie de la Cache. Hier hebben we een wijds uitzicht over de duinen, het duinenbos, en de monding van de Canche, een prachtig zicht! We dalen en stijgen nog wat tot we weer Route d’Étaples bereiken, en volgen die tot ons eindpunt: aan Étaples Military Cemetery.


We betreden de begraafplaats via een indrukwekkende poort en beklimmen een heuvel bij de ingang. Wanneer we over de top kijken, worden we stil van het immense landschap met rijen graven. Ik vertel kort over de geschiedenis van de begraafplaats en de gebeurtenissen in Étaples tijdens de Eerste Wereldoorlog. De aanblik maakt diepe indruk, en Shirley krijgt tranen in haar ogen, terwijl ook ik een krop in mijn keel voel. Stil lopen we langs enkele rijen grafstenen en stoppen bij een gevallen verpleegster, gesneuveld op dezelfde dag als vandaag. Dit moment raakt ons allen diep. In stilte ronden we ons bezoek af en lopen naar Shirley's auto.


“Katherine Maud Mary MacDonald, geboren in 1884 in Brantford, Ontario, was een Canadese verpleegster in dienst bij het Canadese Medische Korps tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vastbesloten om de frontlinie te bereiken, meldde ze zich in 1917 aan en na intensieve training in Engeland werd ze overgeplaatst naar Frankrijk. In 1918 kwam ze terecht in het No. 1 Canadian General Hospital in Étaples, waar ze onder zware omstandigheden werkte. Op 19 mei 1918, tijdens een Duitse luchtaanval op het hospitaal, werden verschillende vliegtuigbommen afgeworpen. De situatie werd chaotisch, en Katherine raakte ernstig gewond door granaatscherven die een slagader doorboorden. Ondanks snelle hulp stierf ze aan bloedverlies en shock, en werd zo één van de vele medische helden die het ultieme offer brachten. Katherine ligt begraven op de militaire begraafplaats van Étaples. Haar verhaal getuigt van de moed en opoffering die de verpleegsters van de Eerste Wereldoorlog toonden.”


Shirley brengt ons veilig terug naar Boulogne-sur-Mer, waar we afscheid nemen. Bart en ik rijden samen terug naar Veurne, en vanaf daar neemt hij zijn fiets naar huis. Alleen in de auto denk ik aan de begraafplaats, die een blijvende indruk heeft nagelaten, vooral bij Shirley. Terwijl ik verder rijd, komen enkele woorden en zinnen bovendrijven die ik onthoud tot ik thuis ben. Aangekomen schrijf ik ze meteen op, speciaal voor Katherine en al die andere verpleegsters die het einde van de oorlog nooit hebben meegemaakt.


 

Dappere Harten

 

Te midden van het oorlogsgeruis, stonden zij, dappere harten, met tedere handen, vol genegenheid, de lasten van de wereld dragend.

 

Katherine, jouw liefde straalde, een lichtpunt in de duisternis, je opoffering, een stille kracht, een echo die de stilte vulde.

 

Voor elke zucht die je redde, voor elke traan die je veegde, jullie moed leeft voort in ons, de heldinnen die ons nooit zullen verlaten.

 

Rust zacht, verpleegsters van de strijd, jullie namen, onze eerbied, in het weefsel van onze geschiedenis, de onzichtbare helden, nooit vergeten…

 

©Jelle Dermont




Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


Post: Blog2_Post
bottom of page