top of page

Etappe06 GR129 Brugelette - Mons

 35,25km ─ ↑↓ 246m

Percentage verhard: 55%

Startplaats: Markt, Brugelette

Aankomst: Park La Trouille, Mons

Vervoer: Wagen

Hike: Lien B. en Wandel Mee Met Mij


Het is al even geleden dat we langs de GR129 hebben gewandeld, maar vandaag komt daar verandering in. Ik hoef mijn stalen plooiros niet van stal te halen, want Lien gaat me op deze tocht vergezellen. Ik ben vroeg uit de veren, want er wacht me een rit van anderhalf uur naar Mons. Wanneer ik stipt aan de afgesproken parking aankom, parkeer ik achter een BMW. Ik zie Lien al wandelend op me afkomen, ze was me voor en had even het park verkend. Ze stelt voor om als eerste naar het startpunt te rijden en stapt in de BMW die voor mij geparkeerd staat. Netjes, denk ik bij mezelf, en stap in haar wagen. We cruisen als grote dame en heer door het Waalse platteland richting Brugelette. Een verlaten Brugelette verwelkomt ons, de parking voor ons alleen. Rugzakken op de rug en wandelschoenen aangetrokken, we zijn weg.


We stappen langs de Grand Place die overgaat in de Rue Colonel Aviateur Daumerie. Net over de sporen slaan we linksaf en blijven de spoorlijn volgen. Het pad loopt door ‘Parc communal de Brugelette’. Even verderop komen we aan een vijfsprong, op het kruispunt staat een dikke lindeboom met ‘Croix du Cadet’. Er staat ook een zitbank onder de lindeboom, maar het is nog te vroeg om te pauzeren, helaas. We slaan links in, de eerste weg van de vijfsprong, niet meer dan een aardeweg met diepe karresporen. In de verte zien we de abdijtoren van Cambron onze horizon versieren, we zijn dus dichtbij het dierenpark ‘Pairi Daiza’.


"Vliegen, voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht Kolonel Aviateur Joseph Emile Victor Julie Marie Daumerie, geboren op 10 april 1888 in Brugelette, speelde een sleutelrol in de Belgische luchtmacht tijdens de Eerste Wereldoorlog. Als commandant van de militaire vliegschool, gevestigd in As en later in Wevelgem, leidde hij de opleiding van piloten die essentieel waren voor luchtverkenningsmissies. Deze missies leverden cruciale informatie over vijandelijke bewegingen aan het Belgische leger. Daumerie’s toewijding aan de luchtvaart maakte hem een pionier in een jonge militaire tak, die later een belangrijke pijler werd van de Belgische defensie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot Daumerie zich aan bij het verzetsnetwerk ‘Comète’, dat neergeschoten geallieerde piloten hielp ontsnappen naar Engeland. Hij werd echter verraden en gearresteerd door de Duitse bezetters. Na een periode van gevangenschap en marteling werd hij op 26 augustus 1942 geëxecuteerd in Berlijn. De moed en visie van Daumerie blijven inspireren, niet alleen door zijn rol in de Eerste Wereldoorlog, maar ook door zijn ultieme opoffering voor vrijheid en rechtvaardigheid."


We blijven de onverharde Rue du Berceau volgen en steken enkele straten over, zoals Rue Notre-Dame, Rue du Berceau en Route des Wespellières. Als we aan het volgende kruispunt komen, gaat het naar rechts en slaan we de Rue de Cambron-Casteau in. Hier gaat het even mis, door het babbelen hebben we een markering gemist en zijn we zo'n driehonderd meter te ver gestapt. We keren op onze stappen terug en merken dat er hier toch een markering ontbreekt. We slaan Chemin de l’Epine in en tellen er een kleine kilometer bij ‘grinnik’. We stappen richting het dorpje Lens, en bij het betreden van het centrum blijven we precies op onze honger zitten. Het enige wat de doortocht van het dorpje de moeite waard maakt, is Place de la Trinité en het oorlogsmonument. Hier houden we onze eerste pauze in de schaduw van het monument om even van de warmte te ontsnappen. Via Rue Fontaine à Regrêts verlaten we het centrum en worden we geflankeerd door de groene long van het dorp. Het lijken hier wel oude vestingen, maar zo belangrijk lijkt me het dorpje niet geweest te zijn in de tijden van troebelen. Even verder zien we waarom: het zijn opgetrokken dijken omdat hier de Dendre Orientale meandert. Via een betonnen brug met groene leuningen steken we de rivier over die aan onze linkerzijde verdwijnt onder de spoorweg. Je raadt het nooit, maar het gaat opnieuw mis ‘grinnik’. Even verderop zien we een prachtige voetgangerstunnel onder de spoorlijnen lopen. We denken direct dat het langs daar is, het kan toch niet anders? Eenmaal door de tunnel wandelen we tussen een weiland en een akker met jonge maïs. Aan het volgende kruispunt zien we geen markering en ik kijk onmiddellijk op de GPX. Inderdaad, we hebben het weer klaargespeeld ‘grinnik’. We keren terug naar ‘Le Pont d’Amour’ en we kunnen er wederom een kleine kilometer bijtellen. Ja, een tochtje meedoen dat georganiseerd is door ‘Wandel Mee Met Mij’ is altijd minimaal plus twee rekenen ‘grinnik’. Wanneer we de juiste markeringen terugvinden, kunnen we onze tocht verderzetten.


De oorsprong van de Dender – Twee bronnen, één rivier De Dender, een rivier die doorheen de geschiedenis vele verhalen heeft gedragen, kent een dubbele oorsprong. In Wallonië wordt zij in het Frans aangeduid als de ‘Dendre’, met een onderscheid tussen de twee bronrivieren, de Dendre Orientale en de Dendre Occidentale. De Dendre Orientale, of Oostelijke Dender, ontspringt nabij Jurbise, terwijl de Dendre Occidentale, of Westelijke Dender, haar bron vindt bij Leuze-en-Hainaut. In Ath, een stad met een rijke geschiedenis, komen deze twee stromen samen en vormen ze de rivier die we verder stroomafwaarts gewoon als de Dender kennen. Vanaf Ath kronkelt de Dender door het landschap, langs stadjes zoals Geraardsbergen, Ninove en Aalst, tot ze bij Dendermonde uitmondt in de Schelde.”


Le Pont d’Amour, dan toch geen liefdesbrug  Ondanks de romantische naam ‘Le Pont d’Amour’ is het technisch gezien geen brug, maar een tunnel onder de spoorlijn. Ooit was deze doorgang een eenvoudige doorsteekplaats voor voetgangers en vee, die hun weg vonden via landerijen langs de Dendre Orientale. Met de komst van de spoorwegen in de negentiende eeuw kreeg de doorgang een nieuwe vorm en functie. Door de aanleg van dijken, om de spoorlijn te beschermen tegen erosie door de Dendre Orientale, werd het onmogelijk voor vee om erdoor te trekken, waardoor de tunnel zijn oorspronkelijke nut verloor. De naam ‘Pont d’Amour’ kwam later en verwijst naar het stille, schaduwrijke karakter van de plek, waar stelletjes elkaar in alle discretie ontmoetten. Hoewel de tunnel vandaag zijn praktische rol grotendeels heeft verloren, is hij een stille getuige van het verleden. Wie zich hier begeeft, kijkt niet alleen naar een stuk infrastructuur, maar naar een doorgang die verhalen draagt van boeren, reizigers en geliefden uit vervlogen tijden. Rondom de tunnel strekt zich een waardevolle ecologische zone uit. De vochtige gebieden langs de Dendre Orientale herbergen een rijke biodiversiteit en functioneren als natuurlijke sponsen bij overstromingen. Deze zeldzame biotopen verbinden het historische met het natuurlijke, waarbij de Pont d’Amour als symbool blijft staan van rust, verleden en een vleugje romantiek.”


Het pad vervolgt zich smal tussen een oude boerderijmuur en een weideafspanning. Hazelaars groeien over de muur heen en vormen een natuurlijke tunnel, heerlijk om doorheen te wandelen! We zetten onze tocht verder richting het gehucht Erbaut. Bij de Rue du Tordoir komen we een infobordje tegen over de Dendre Orientale. Het gehucht wordt omringd door talrijke vijvers, allemaal netjes onderhouden. Op de prachtige vijvers na is er hier weinig te zien, dus zetten we koers richting Erbisœul. In dit kleine dorpje treffen we een mooie veldkapel en een grotere kapel aan. Ook hier staat een infobordje met de nodige uitleg over de kapel en het gehucht. Veel meer is er niet te zien, en algauw bevinden we ons weer buiten het ‘centrum’.


Krijgsgevangenenkamp nabij Erbisœul  Na de Tweede Wereldoorlog, van 1945 tot 1948, bevond zich in Erbisœul één van de grootste krijgsgevangenenkampen in België, na dat van Zedelgem. Dit kamp, opgericht door de Amerikaanse strijdkrachten in mei 1945, lag in een bosrijk gebied tussen Ghlin en Erbisœul, dat gehuurd werd van de prins van Croÿ. Het strekte zich uit over meer dan honderd hectare en huisvestte gedurende drie jaar ongeveer tweeënvijftigduizend Duitse krijgsgevangenen. De gevangenen verbleven in tenten en barakken en moesten vaak werken onder zware omstandigheden. Ze werden ingezet voor diverse taken, waaronder arbeid in de heropbouw van België, dat vier jaar onder nazi-bezetting had gestaan. De leefomstandigheden in het kamp waren zwaar. Hoewel er weinig gedetailleerde gegevens over sterfgevallen beschikbaar zijn, is bekend dat de omstandigheden voor velen moeilijk waren. In 1948 werd het kamp ontmanteld en verdwenen de meeste sporen van deze episode uit het landschap. Vandaag herinnert weinig nog aan de aanwezigheid van het interneringskamp, maar het blijft een belangrijk onderdeel van de naoorlogse geschiedenis van de regio.”


We stappen verder via de Rue Carache, een onverhard wandelpad dat parallel loopt met de spoorweg, en aan ‘Étang de Erbisœul’ houden we halt om onze middagpauze te nuttigen. Van de vijver is niet veel te zien omdat hij geflankeerd wordt door een rij bomen en dichte begroeiing, maar de eenden en andere watervogels horen we wel. De schoenen gaan even uit om de voeten te laten afkoelen; het is toch aardig warm en vooral vochtig. Na onze deugddoende pauze stappen we verder en steken we de Chemin du Prince over. Aan de Rue du Bois d’Arras komen we de Eiffeltoren tegen, maar dan zeker vijfhonderd keer kleiner. Toch lijken we plots in Frankrijk te staan ‘grinnik’. Via de Rue du Bois d’Arras wandelen we door het ‘Bois de Ghlin’, waar tussen 1944 en 1948 een Duits gevangenenkamp werd uitgebaat door de Amerikanen. Even verder stappen we ook door het ‘Bois Brûlé’ en voor we het beseffen, steken we de Autoroute de Wallonie over. Plots staan we aan een zeer oude brug die over het ‘Canal du Centre’ gespannen staat. We wandelen over de gammele metalen platen, we zijn niet op ons gemak en zonder naar onze voeten te kijken steken we de brug als bezetenen over. Over bezetenen gesproken, onder de brug hangt een ‘memorial plaque’. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog hebben hier, op deze plaats, Britse troepen deelgenomen aan de Slag bij Mons.


Een brug te ver, een doodstrijd dichtbij De Slag bij Mons, die plaatsvond op 23 augustus 1914, markeerde de eerste grote confrontatie tussen het Britse Expeditieleger (BEF) en het Duitse Keizerlijke Leger tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een cruciaal onderdeel van deze slag was de verdediging van de brug over het Canal du Centre bij Nimy, een dorpje ten noordwesten van Mons. De Britse troepen, voornamelijk afkomstig van het 4e Bataljon van het Royal Fusiliers Regiment, hadden posities ingenomen langs het kanaal, inclusief de strategisch belangrijke brug bij Nimy. Deze locatie vormde een klein, moeilijk te verdedigen uitstulping in de linie. De Britse soldaten waren bewapend met Lee-Enfield-geweren, bekend om hun snelheid en nauwkeurigheid, waardoor ze een hoge vuursnelheid konden handhaven die de Duitse aanvallers tijdelijk vertraagde. Het Duitse 1e Leger, onder bevel van generaal Alexander von Kluck, voerde massale aanvallen uit op de Britse posities langs het kanaal. Bij de brug van Nimy probeerden Duitse troepen herhaaldelijk over te steken, maar ze werden telkens teruggedreven door het geconcentreerde vuur van de Britse infanterie en machinegeweren. Ondanks hun moedige verdediging waren de Britten numeriek in de minderheid en begonnen hun munitievoorraden te slinken.

  • Luitenant Maurice Dease: Hij bediende een machinegeweer en bleef, ondanks meerdere verwondingen, doorgaan met vuren totdat hij bezweek. Voor zijn moedige acties werd hij postuum onderscheiden met het Victoria Cross.

  • Soldaat Sidney Godley: Na de dood van Dease nam Godley de bediening van het machinegeweer over. Hij bleef de vijand onder vuur nemen, zelfs nadat hij zelf gewond was geraakt, en stelde zo de terugtrekking van zijn kameraden veilig. Ook hij ontving later het Victoria Cross.

Gezien de dreiging van omsingeling en de overweldigende Duitse overmacht, kregen de Britse troepen het bevel zich terug te trekken naar zuidelijkere posities. Deze georganiseerde terugtocht betekende het verlies van Mons voor de geallieerden. De Slag bij Mons was onderdeel van de grotere Battle of the Frontiers of Slag aan de Grenzen, waarin de Duitse opmars in België en Frankrijk centraal stond."


Via de Quai des Anglais en het kleine kanaaltje La Haine stappen we het centrum van Mons binnen. Ik koester nooit verwachtingen, maar ik kan het deze keer niet laten. Ik ben benieuwd wat Mons ons te bieden heeft. Het gaat onder andere via de Rue du Parc, Rue des Fillettes, Rue des Dominicains, Rue des Telliers, Rue Notre Dame Débonnaire en Rue de la Grosse Pomme. Aan de Rue de la Grosse Pomme zien we enkel een reuzenkind, een kunstwerk vervaardigd uit verchroomd roestvrij staal.


Vlinders van Hoop, Een Meisje van Staal Op het Square Franklin Delano Roosevelt in Mons torent een imposante sculptuur van zeven meter hoog boven het plein uit. 'Lucie et les Papillons', een werk van de Franse kunstenaar David Mesguich, stelt een knielend meisje voor, opgebouwd uit meer dan duizendzeshonderd verchroomde roestvrijstalen facetten. Het beeld is gebaseerd op Mesguich’s dochter, Lucie, en symboliseert de puurheid en onschuld van de kindertijd. In haar hand houdt Lucie een gebroken schaar, een krachtig symbool van verzet. Ze weigert de vleugels van de vlinders te beschadigen – een subtiele boodschap over vrijheid en bescherming van schoonheid. De geometrische vormen en hoekige lijnen weerspiegelen Mesguich’s fascinatie voor glitch-art en barokke dramaturgie, terwijl het kunstwerk naadloos opgaat in het stedelijke landschap."


We slaan de Rue du Chapitre in en beklimmen de straat naar de ingang van de 'Église Collégiale Sainte-Waudru'. Wat een pracht van een bouwwerk, hoe kregen ze het in die tijd voor mekaar om zulke mastodonten te bouwen? Ik sleur, zonder tegenstribbelen ‘grinnik’, Lien mee naar binnen en we hebben hier geen seconde spijt van. Binnen slaan onze ogen nog grootser open door de pracht en praal. We bekijken elke hoek van de kerk, zelfs de vloer met haar prachtige marmeren graftombes. Sommigen zijn nog goed leesbaar, anderen zijn vergaan door de voetveeg. Achteraan staat een enorme gouden koets die al eeuwen opgeslagen wordt in de kerk en eenmaal per jaar uitrijdt, getrokken door paarden. Door de slijtage in de marmeren vloer, veroorzaakt door de grote wielen van de koets, kan je zien dat dit al eeuwen een traditie is.


Goud en Gevecht: De Car d’Or en de Draak van Mons De jaarlijkse Doudou-feesten in Mons brengen twee tradities samen die diep geworteld zijn in de geschiedenis van de stad: de processie van de 'Car d’Or' en de epische strijd met de draak.

De 'Car d’Or', een vergulde processiewagen vervaardigd tussen 1780 en 1781, is een pronkstuk van barokke kunst en devotie. Elk jaar op Trinitatiszondag vervoert deze rijkelijk versierde koets de reliekschrijn van Sint-Waltrudis door de straten van Mons. Het hoogtepunt van de processie is de beklimming van de 'Rampe Sainte-Waudru', een steile helling bij de collegiale kerk. Volgens de traditie moet de 'Car d’Or' in één vloeiende beweging omhoog getrokken worden – een hapering zou ongeluk brengen over de stad. Na deze plechtige processie slaat de sfeer om en barst de strijd met de draak los op de 'Grand-Place'. Dit spektakel, geworteld in de middeleeuwse legende van Sint-Joris en de draak, dateert uit de veertiende eeuw en is geëvolueerd tot een volksfeest. De draak, met een lange staart die de menigte probeert vast te grijpen, wordt bestreden door Sint-Joris te paard, bijgestaan door zijn ridders. De overwinning van Sint-Joris op het beest symboliseert de triomf van het goede over het kwade, en wie een stukje van de drakenstaart bemachtigt, mag rekenen op een jaar vol geluk. Deze eeuwenoude tradities, waarin geloof en folklore samenkomen, zijn Unesco-werelderfgoed en maken van Mons elk jaar opnieuw het toneel van een unieke viering waarin verleden en heden samensmelten."


We wandelen verder via smalle straten en steegjes. We stappen langs het belfort via de Rue des Gades, wederom een prachtig gebouw. Het gaat verder langs smalle straten zoals de Rue Cronque en Rue d’Enghien, en via het parkje 'Jardin du Mayeur'. Hier staan enkele kunstwerken die de aandacht weten te trekken van Lien. Er staat onder andere het kunstwerk 'Monument des Bourgeois de Calais' (1889) van de hand van Auguste Rodin. Het beeld komt hier zeker tot zijn recht in deze stedelijke binnentuin. Via een smal steegje – een tunnel – komen we terecht op de 'Grand-Place'. Dit mag je zeer letterlijk nemen, want de markt is groot en prachtig. Ze wordt omzoomd door schitterende herenhuizen waarin nu tal van winkels en cafeetjes zijn ondergebracht. We verlaten de Grote Markt langs de Rue du Miroir en komen iets later aan bij een merkwaardige kerk, de 'Église Sainte-Élisabeth', en voor de kerk staat het prachtige standbeeld van koning Leopold II.


Van Princes naar heiligverklaarde Elizabeth van Hongarije in Mons De Église Sainte-Élisabeth in Mons, gewijd aan Sint-Elizabeth van Hongarije, is een getuige van de rijke geschiedenis van de stad en de invloed van een van de meest bewonderde heiligen uit de middeleeuwen. Geboren in 1207 als dochter van Andreas II van Hongarije, kwam Sint-Elizabeth uit een koninklijke familie, maar haar ware erfenis ligt in haar lijfelijke zorg voor de armen en haar onwrikbare toewijding aan het christelijke geloof. Na haar huwelijk met Ludwig IV van Thüringen, lijn Midden-Europa Habsburg dynastie, stond zij bekend om haar onbaatzuchtige werk voor de zieken en behoeftigen. Na haar overlijden op 24 november 1231 werd zij vier jaar later heilig verklaard door paus Gregorius IX, als een erkenning van haar pure deugd en toewijding aan het christendom. De Église Sainte-Élisabeth, gebouwd in de veertiende eeuw, herbergt de geest van deze heilige. Oorspronkelijk in gotische stijl, werd de kerk later verrijkt met barokke elementen, wat haar tot een bijzondere mix van architecturale stijlen maakt. Binnen de muren van de kerk worden de waarden van liefdadigheid en zelfopoffering die Sint-Elizabeth zo kenmerkten, nog steeds geëerd. Haar beeld in de kerk herinnert de gelovigen aan haar voorbeeld van christelijke deugd.Het standbeeld van de heilige, samen met de rijke historische achtergrond van de kerk, maakt de Église Sainte-Élisabeth niet alleen een religieuze plek van aanbidding, maar ook een symbool van zorg voor anderen, een boodschap die vandaag de dag nog steeds resoneert in de stad Mons.”


We verlaten stillaan het centrum van de stad en even later komen we aan de stadsboulevard met een opmerkelijk standbeeld ‘Monument de Baudouin de Constantinople’. De graaf van Vlaanderen in Mons, hmm, dit vraagt een onderzoek als ik terug thuis ben ‘grinnik’. Wat verderop komen we opnieuw iets merkwaardigs tegen, ‘Place de Flandre’ en er gaan nog steeds geen belletjes rinkelen. Aan Avenue Reine Astrid komen we aan één van de grotere parken van Mons ‘Parc du Waux-hall’. Maar door tijdsgebrek en al aardig wat kilometers in de benen laten we het park links liggen. We hebben nog een tweetal kilometer voor de boeg. We stappen langs: Rue Vilaine, Rue du Périsol, Rue des Maraichers en Rue Maurice Flament. Aan het kruispunt met Rue du Moulin au Bois verlaten we de GR-route en wandelen we richting de wagen. Eerst genieten we nog even van de ‘Cascade d’Hyon’, een kunstmatige waterval om de stroming te regelen voor de voormalige watermolen.


Mons, de stad naar Vlaanderen’s hart Onderweg in de stad Mons valt het monument van Boudewijn van Constantinopel meteen op. Dit indrukwekkende ruiterstandbeeld, opgericht in 1868, staat als een stille getuige van de middeleeuwse geschiedenis van de regio. Het beeld, ontworpen door architect Charles Vincent en beeldhouwer Jean-Joseph Jaquet, toont Boudewijn VI, de graaf van Vlaanderen en Henegouwen, te paard. Zijn rechterhand houdt het keizerlijk scepter vast, terwijl hij met zijn linkerhand de teugels vasthoudt. Het kunstwerk benadrukt de macht en invloed die hij tijdens zijn leven bezat. Het lijkt alsof het paard abrupt tot stilstand is gekomen, wat een dynamisch gevoel van beweging uitdrukt. Oorspronkelijk stond het standbeeld op het rondpunt van de Place de Flandre, een plaats die de historische band tussen de graafschappen Henegouwen en Vlaanderen symboliseerde. Later werd het verplaatst naar de Avenue Baudouin de Constantinople, waar het nog steeds trots zijn plaats in de stad bewaart.Boudewijn VI, geboren in 1171, was een invloedrijke graaf van Vlaanderen, Henegouwen en de Aisne, maar zijn bekendste rol was die van keizer van het Latijnse Keizerrijk, een positie die hij verwierf na de Vierde Kruistocht. In 1204, na de verovering van Constantinopel, werd Boudewijn gekroond tot keizer, een machtige titel die hem een sleutelrol in de middeleeuwse Europese politiek verschafte. Zijn heerschappij werd gekarakteriseerd door de moeilijke taak om een nieuw keizerrijk op te bouwen in een verwoeste stad en een mengeling van verschillende bevolkingsgroepen te leiden. Boudewijn's regering in Constantinopel was echter kort en tumultueus, in 1205 werd hij gevangengenomen door de Bulgaren, wat het einde van zijn keizerschap betekende. Hij stierf in 1206 in gevangenschap, maar zijn monument in Mons blijft een herinnering aan zijn belangrijke invloed in de geschiedenis van Europa.”


We stappen moe maar zeer voldaan in de wagen en ik breng Lien terug naar Brugelette waar ons avontuur vanmorgen begon. Lien, het was me een eer om samen met jou door de geschiedenis van Mons en omgeving te stappen. Tot zeer binnenkort!



コメント


Post: Blog2_Post
bottom of page