top of page
Foto van schrijverWandelMeeMetMij

Etappe09&10 Dag2 Western Front Way Souchez - Arras - Achiet-le-Petit

 61,06km ─ ↑↓ 612m

Aantal dagen: 2

Percentage verhard: 60%

Startplaats: Cabaret Rouge Cemetery, Souchez en Arras

Aankomst: Arras en Achiet-le-Petit

Vervoer: Wagen

Hike: Sarah A., Gudrun J., Nele V., Chantal V. en Wandel Mee Met Mij


Dag 2

Vandaag verwachten ze een regenachtige dag met zelfs tot negentien liter neerslag per vierkante meter. Ik geloof mijn eigen ogen niet! De nacht was kort omdat de verwarming van de hotelkamer op drieëntwintig graden stond, wat een beetje te warm was voor mijn comfort. Haastig raap ik alles bij elkaar en check nog een laatste keer de kamer. Check, ik heb alles mee. Omdat ik nog niemand zie aan het ontbijt, wacht ik geduldig in de inkomhal in de comfortabele zeteltjes. Sarah is de eerste die me een goede morgen wenst en al gauw is de rest van de groep aanwezig. We gaan samen ontbijten en nemen de planning van de dag door. Er komt de vraag of er vandaag, op Paasmaandag, winkels open zijn om onze voorraad aan te vullen. Volgens het internet zou net buiten het centrum een E. Leclerc open zijn. We praten ook wat bij over wat we gisteren beleefd hebben. Na het heerlijke ontbijt gaan we uitchecken en kunnen we aan onze tweede dag beginnen.


We verlaten het hotel en stappen richting het station van Arras, waar we via Avenue du Maréchal Leclerc de sporen oversteken. Even verderop, langs Avenue Fernand Lobbedez, komen we aan het grootwarenhuis en ja, het is geopend. We kopen er ons middagmaal en verlaten het uit tal van rayons bestaande labyrint van E. Leclerc. We wandelen verder door de loodrechte straat richting Carrière de Wellington, die we helaas niet kunnen bezoeken. De organisatie hanteert nog steeds de coronamethode en men moet er een tijdslot reserveren. Omdat wij te voet zijn, is het moeilijk om op voorhand een tijdslot te bepalen. Op het kruispunt met Rue Alexandre Ribot en Route de Bapaume houden we even halt. Hier bezoeken we het ‘Monument aux Tunneliers Néo-Zélandais’ en ‘Service de la Défense Passive’. Het eerste monument is vrij duidelijk, maar het monument ‘Service de la Défense Passive’ is voor mij een raadsel omdat er geen info bij het ‘huisje’ staat.


“Het monument van de Nieuw-Zeelandse tunneliers. Zij speelden een opmerkelijke rol tijdens de Eerste Wereldoorlog. In 1916 en 1917 groeven honderden Nieuw-Zeelanders met de hand tunnels onder de straten van Arras, met een duidelijk doel: het voorbereiden van een ongekende strijd die een einde moest maken aan de oorlog. Deze tunneliers werkten 24 uur per dag om meer dan twintig kilometer aan tunnels te creëren, waarbij ze zich door de aarde baanden om strategische posities te veroveren en vijandelijke linies te ondermijnen. Het was een indrukwekkende prestatie van vastberadenheid en moed, en hun inspanningen hebben bijgedragen aan de uiteindelijke bevrijding van Arras. Het Service de la Défense Passive, DP op armbanden, was een organisatie die in Frankrijk werd opgericht vanaf 1936. Zij had het doel de burgerbevolking te beschermen tegen luchtaanvallen op het gehele Franse grondgebied. Deze organisatie ontstond in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog, toen de internationale betrekkingen gespannen raakten en de dreiging van luchtaanvallen toenam. De DP implementeerde preventieve maatregelen en protocollen om de bevolking te beschermen tijdens luchtalarmen. De verplichte toepassing van de DP varieerde echter per lokale gemeenschap. Naast de DP was er ook een schuilkelder voor de prefect in Arras. Dit is het ‘huisje’ aan het monument van de Nieuw-Zeelanders en geeft toegang tot de schuilkelder, die in april 1939 werd gereedgemaakt en later dat jaar werd gerequisitioneerd. Deze maatregelen waren een reactie op de toenemende dreiging van luchtaanvallen en de noodzaak om de bevolking voor te bereiden op de moderne oorlogsomstandigheden.”


We stappen verder langs Route de Bapaume tot we aan de eerste Britse militaire begraafplaats komen. We stappen door de toegangspoort en ik roep iedereen bij elkaar. Ik doe mijn rugzak af en haal een doos en een zakje tevoorschijn. In de doos zit een fles whisky en in het zakje zitten vijf whiskyglazen. Graag wil ik een glaasje heffen op de gesneuvelde soldaten die hier begraven liggen. Gudrun zegt dat ze zal passen omdat ze geen alcohol drinkt en ik zeg dat dat geen probleem is en schenk haar toch een glaasje in. ‘Grinnik’. Ik zeg tegen Gudrun dat ze tijdens het heffen van het glas, het glas mag leeggieten aan een graf naar keuze. Het wordt een graf van een onbekende soldaat. We gaan bij het graf staan en toasten op hen die sneuvelden voor onze vrijheid. Na de drink om 10:00 uur in de morgen ‘grinnik’ stappen we verder langs Route de Bapaume.


“Beaurains Road Cemetery werd enkele dagen voordat Beaurains op 18 maart 1917 door Britse troepen werd veroverd, in gebruik genomen. Ze werd een maand voor de Slag bij Arras begon in gebruik genomen, nog voordat de Duitsers in het nabijgelegen Tilloy-lès-Mofflaines waren. De begraafplaats werd tot midden juni 1917 gebruikt door de 14th Light Division Burial Officer. Deze officier was verantwoordelijk voor de registratie en begraving van de gesneuvelden, en enkele andere gevechtseenheden. De begraafplaats werd van augustus tot september 1918 opnieuw gebruikt, tijdens de Tweede Slag bij Arras. Bij de wapenstilstand op 11 november 1918 waren er honderdnegenentwintig Britse, vijftien Franse gesneuvelden en vier Duitse krijgsgevangenen begraven. Ze werd toen uitgebreid door het samenbrengen van graven uit de omliggende slagvelden en de volgende ontruimde begraafplaatsen. De begraafplaats die we nu zien, is ontworpen door Edwin Lutyens, een Britse architect en tuinontwerper. Op de dag van vandaag worden er driehonderdeenendertig gesneuvelden herdacht, waaronder drieëntwintig helden die ongeïdentificeerd bleven. Een opvallend graf is dat van een soldaat van de Royal Dublin Fusiliers. P. Dorgan sneuvelde op 17 juni 1917; op dat moment was hij amper zeventien jaar oud.”


Er komt precies geen einde aan deze lange weg. Aan het kruispunt met Rue Angèle Richard had ik normaal nog een bezoek gepland aan het ‘Commonwealth War Graves Commission’, maar dit zou veel tijd in beslag nemen. Deze uitstap zal naar een andere gelegenheid uitgesteld worden. We blijven dus de lange weg volgen en komen langs het ‘Parc Jules Verne’ waar jonge kinderen haastig op zoek zijn naar lekkere paaseieren. Aan het kruispunt met Rue Robespierre slaan we rechtsaf. Deze weg blijven we een viertal kilometer volgen tot aan ‘Sunken Road Cemetery Boisleux St. Marc’. Hier houden we halt voor een bezoek en we houden hier ook onze picknick. Op de trappen van de prachtige begraafplaats halen we onze broodjes en kaas tevoorschijn, een echte hikerslunch als het ware. De nood is hoog bij mezelf, dus stap ik over het akkerland op zoek naar een boom die er niet staat, dan maar open en bloot ‘grinnik’. Op de terugweg tuur ik naar de grond op zoek naar relieken uit de Eerste Wereldoorlog, maar zonder succes. Wanneer ik me terug bij de anderen wil voegen, spot ik een ijzeren staak met daarboven een lege fles wijn. Ik ga een kijkje nemen en jawel hoor, mijn vermoeden klopt: een Franse 75mm shrapnelgranaat aan de rand van de akker. Ik roep de anderen om ook eens een kijkje te nemen.


"Boisleux-Saint Marc werd in mei 1917 veroverd door Britse troepen. De Duitsers verlieten deze sector zonder enige reden. Maar wat de Britten niet wisten, was dat dit een tactische terugtrekking was. De Duitsers trokken zich terug tot achter de Hindenburglinie. Het twintigste veldhospitaal werd gevestigd aan Boisleux-au-Mont rond juni 1917 en het drieënveertigste in november 1917. Maar beiden werden opgedoekt aan het einde van maart 1918 door de oprukkende Duitse macht tijdens hun bekende lenteoffensief in 1918. Op deze plaats bevindt zich nu Sunken Road Cemetery, maar werd eerst als Boisleux-au-Mont British Cemetery vernoemd. De begraafplaats telt vierhonderdzestien Commonwealth-soldaten waarvan er maar twee onbekend zijn gebleven. De begraafplaats biedt ook rust voor vier Duitse gesneuvelde soldaten. Onder hen ligt second lieutenant Frederick Hodgkiss begraven. Hij sneuvelde op 8 oktober 1918 en mocht maar tweeëndertig jaar worden. Hij kreeg de Military Cross voor heldendaden in het oog van de vijand. Hij kreeg de opdracht om met zijn compagnie op te rukken naar een dorp. Eenmaal in het dorp nam hij andere soldaten mee die hun compagnies kwijt raakten tijdens gevechten. Hij rukte verder op met zijn mannen en botste op een Duits mitrailleursnest die hopen granaten naar Hodgkiss en zijn mannen wierpen. Hodgkiss nam het voortouw en begon de vijand te bestoken met hun eigen granaten. Volgens enkele getuigen uit zijn compagnie had Frederick zeker meer dan veertig granaten teruggeworpen en zeven Duitsers uitgeschakeld."


We laten de begraafplaats achter ons en zetten onze tocht verder. Even later komen we aan bij de ‘Chapelle Notre-Dame-de-la-Salette’, een kapel die bedoeld is voor pelgrims langs de ‘Via Francigena’. Dit deel van de Francigena loopt van Arras naar Reims en zal ons pad nog regelmatig kruisen. We wandelen over een oude treinbedding wanneer het lichtjes begint te druppelen. Zouden de voorspelde negentien liters ons nu verrassen? We blijven kalm en stappen lustig door; deze groene treinbedding is een streling voor het oog en een droom voor elke wandelaar. Aan het kruispunt met ‘Rue d’Hamelincourt’ horen we de bedding te verlaten, maar ik beslis het anders aan te pakken. We blijven genieten van de bedding tot we niet meer verder kunnen. Aan het volgende kruispunt met ‘Rue de Moyenneville’ kunnen we niet anders dan rechts afslaan als we onze finish willen halen. De ‘Via Francigena’ blijft ons volgen en we besluiten opnieuw een andere weg te kiezen dan vooropgesteld was. Zo blijven we nog even in het gezelschap van de bekende pelgrimsroute naar Rome.Iets verder komen we een kapel tegen en ik word helemaal euforisch. Mijn metgezellen hadden het niet meteen door, maar aan de rechterzijde van de kapel heeft de plaatselijke landbouwer een stapel onschadelijke obussen opgestapeld. Ik zie enkele achttienponders liggen, maar ook enkele zwaardere kalibers. Ik herken een Duitse eenentwintig centimeter en een bodemplaat van een shrapnelgranaat. Ik geef uiteraard een woordje uitleg waarvoor deze bodemplaat juist diende. Ik neem een foto van de vondst en steek de bodemplaat in de rugzak als souvenir.


Via ‘Rue de la Liberté’ komen we aan bij ‘Église Saint-Vaast’ en het oorlogsmonument van Hamelincourt. Even verder steken we het spoor ‘Ligne de Paris Nord à Lille’ over en komen we aan in het volgende dorp, Moyenville. Via klinkende straatnamen als ‘Rue du 11 Novembre’, ‘Rue d’Ablainzevelle’, ‘Rue Pierre et Marie Curie’, ‘Rue d’Ayette’ en ‘Rue du Général Leclerc’ komen we aan in Courcelles-le-Comte. Verder wandelen we enkele kilometers over en langs trage wegen met bewonderenswaardige uitzichten over het heuvelachtige landschap. Wanneer we ‘Rue d’Angoulème’ inslaan, stappen we Achiet-le-Petit binnen. Bij elke straat die we inwandelen, worden we verwelkomd door grote blaffende honden. Ik kan het dan ook niet laten om te zeggen dat hier in ‘La Chien Petit’ de honden niet zo petit zijn, maar dat er hier wel veel hondenliefhebbers wonen. Ik vraag me dan ook af welke honden ze in Achiet-le-Grand hebben ‘grinnik’. Via een mooie kerkenwegel stappen we naar de gemeentelijke begraafplaats. Aangrenzend aan deze begraafplaats liggen Duitse helden begraven op ‘Cimitière Allemand d’Achiet-le-Petit’.Een waarlijk sobere en serene plek. Wanneer ik de eerste stappen naar de Duitse zwarte kruisen zet, schiet er een krop in mijn keel. De sfeer op deze plaats grijpt echt naar je emoties die ik niet in woorden kan brengen. We brengen ook een bezoek aan enkele gesneuvelde Amerikanen die hier met hun vliegtuig neerstortten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik laat een herinneringskruisje achter en we laten de helden verder rusten. Nog een kleine kilometer en voor we het weten, staan we aan de wagens.


"Achiet-le-Petit werd vanaf eind augustus 1914 bezet door Duitse troepen en bleef gedurende de hele oorlog in de gevechtszone. In maart 1917 werd het gebied ingenomen door Britse troepen, waarna het weer in Duitse handen kwam. In september 1918 werd Achiet-le-Petit bevrijd door Britse troepen. De Duitse militaire begraafplaats werd in het najaar van 1914 aangelegd om de lichamen te begraven van Duitse soldaten die tijdens de gevechten waren gesneuveld. In 1924 verzamelden de Franse autoriteiten driehonderd lichamen die verspreid lagen in de omgeving. Dit waren tijdelijke veldgraven die geruimd moesten worden. Vanaf 1927 werden op basis van een overeenkomst die in 1926 met de Franse militaire autoriteiten werd gesloten, veel bomen geplant op de begraafplaats. In 1978 voltooide de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge de begraafplaats door het planten van eiken en ze verving de oude houten kruisen door zwart metalen kruisen met de namen en data van degenen die hier rusten. De begraafplaats biedt een rustplaats voor maar liefst duizenddriehonderdveertien Duitse helden."


We nemen afscheid van Chantal en Sarah en wensen hen een veilige terugreis. Gudrun en Nele offeren zich op om mij terug naar Souchez te brengen. Wanneer we daar aankomen, wil Gudrun zelfs even blijven wachten tot ik mijn wagen gestart heb. ‘Je weet maar nooit,’ zegt ze. Ooh, zo lief ‘grinnik’. We wensen elkaar het beste, een veilige terugrit en hopen op een weerzien tijdens een volgende tweedaagse langs het front.

 

Op de terugrit naar mijn heimat reflecteer ik op de tweedaagse en besef ik nu pas wat we allemaal gezien hebben en wat een hel het moet zijn geweest om die afstand af te leggen in die tijd. Tijdens het mijmeren en terugdenken aan de Duitse begraafplaats rollen de tranen over mijn wangen wanneer de volgende woorden door mijn hoofd schieten. Ik neem de eerste afslag naar een tankstation en begin de woorden op te schrijven zodat ze niet verloren gaan. Het volgende gedicht is daar het resultaat van. Het gaat over een Duitse Hauptmann, een zwart kruis op de begraafplaats van Achiet-le-Petit waar enkel twee sterren op geschilderd zijn. Dit wil zeggen dat enkel de graden deze held hebben teruggevonden tussen zijn stoffelijke overschotten, de enige identificatie voor handen. Een kruis dat me altijd zal bijblijven!


Het was een hele belevenis met jullie, prachtmensen. Hopelijk tot een volgende tweedaagse langs het front!

 

Zwei Sterne

 

Mein Hauptmann Es tut mir leid, dass ich dich nicht retten konnte


Mein Hauptmann Es tut mir leid, dass ich dich nicht finden konnte


Mein Hauptmann Es tut mir leid, dass ich Sie und den Kaiser enttäuscht habe


Mein Hauptmann Diese Zwei Sterne ruhen jetzt in deinen Grab

und das Mein Hauptmann

das tut weh!

 

©Jelle Dermont




Comments


Post: Blog2_Post
bottom of page