top of page
Foto van schrijverWandelMeeMetMij

Etappe09&10 Dag1 Western Front Way Souchez - Arras - Achiet-le-Petit

Bijgewerkt op: 7 dagen geleden

 61,06km ─ ↑↓ 612m

Aantal dagen: 2

Percentage verhard: 60%

Startplaats: Cabaret Rouge Cemetery, Souchez en Arras

Aankomst: Arras en Achiet-le-Petit

Vervoer: Wagen

Hike: Sarah A., Gudrun J., Nele V., Chantal V. en Wandel Mee Met Mij

 

Dag1

Het front van de Eerste Wereldoorlog is me al enige tijd aan het roepen. Het is al even geleden dat ik nog eens een etappe langs de Western Front Way deed. De laatste keer eindigde ik in Souchez. Omdat de etappes zich nu steeds verder van huis bevinden, dacht ik aan een tweedaagse langs het front. Omdat ik mijn avonturen en de bijhorende geschiedenis steeds wil delen met anderen stelde ik deze tweedaagse voor aan mijn trouwe metgezellen. Enkelen hapten meteen toe en zo zouden we uiteindelijk met zijn vijven aan deze front tweedaagse starten.


Het is de hoogste tijd om in bed te kruipen aangezien de wekker morgen reeds om 0400 uur af zal lopen. Het belooft een onrustige nacht te worden want ik sta stijf van de zenuwen, net een klein kind dat morgen naar een pretpark mag. De wekker loopt af en ik sta met dicht geplamuurde ogen op. Ik stop alles wat ik nodig heb in mijn trekkersrugzak en de trip naar Achiet-le-Petit kan van start gaan. De reis duurt één uur en vijfenveertig minuten en daarna sta ik met de wagen op de afgesproken plaats, natuurlijk een kwartiertje te vroeg. Chantal is de volgende die arriveert, gevolgd door het goedlachse duo Gudrun en Nele. Nummer vijf laat nog even op zich wachten maar arriveert even later en nog steeds op tijd. We reizen met zijn allen in mijn wagen richting Souchez. Het is gezellig in de wagen met op de achtergrond de muziek van Sabaton en enkele liedjes over de Eerste Wereldoorlog. We parkeren aan Cabaret Rouge Cemetery net buiten het centrum van Souchez.


Voor we aan onze tocht beginnen, wil ik met iedereen de begraafplaats bezoeken en enkele weetjes over de begraafplaats vertellen. Het is vooral een indrukwekkende begraafplaats, we zoeken er onder andere naar de twee broers ‘Fleming’ en het graf waar een Canadese onbekende soldaat gelegen heeft. Nadat we alle indrukken wat verteerd hebben, beginnen we aan onze tweedaagse tocht langs het front.


“Voor de oorlog stond dicht bij de plaats waar de begraafplaats, Cabaret Rouge, zou aangelegd worden een café in rode baksteen en met rode dakpannen. Dit café werd in maart 1915 volledig verwoest maar gaf wel zijn ongebruikelijke naam door aan deze begraafplaats. Aan de overkant van het verwoeste café waren schuilplaatsen ingericht die als bataljonshoofdkwartier dienst deden. Hier eindigden de communicatieloopgraven die in verbinding stonden met het front. Dit hoofkwartier lag slechts twee en een halve kilometer van de heuvel waar de Nécropole nationale de Notre-Dame de Lorette is ingericht. Nog geen drie kilometer verder ligt Vimy. Dit zijn plaatsen waar hevig strijd geleverd werd en dit kan je vandaag nog steeds waarnemen in het landschap. In mei 2000 werd een niet-geïdentificeerde Canadese held ontgraven en overgebracht naar de voet van het National War Memorial in Ottawa. Hij vertegenwoordigt daar de meer dan honderdzestienduizend Canadese slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog. Op de plaats van zijn oorspronkelijk graf werd een speciale grafzerk geplaatst als herinnering aan deze gebeurtenis. De Britse broers Henry en Thomas Fleming sneuvelden op 23 maart 1918 en liggen naast elkaar begraven. Het onderschrift op hun grafzerken loopt van de ene grafsteen naar de andere door: Until the day break...and the shadows flee away.”


Via Rue Carnot verlaten we de begraafplaats en even verder slaan we rechts af. De eerste onverharde aarde onder de voeten is een feit. We stappen door nat gras wat resulteert in vochtige voeten, bij mij toch alleszins. We komen uit aan de gemeentelijke begraafplaats van Souchez. We bezoeken het erlangs gelegen ‘Memorial Departemental’ ter ere van gevallen Franse soldaten in de conflicten in Algerije, Tunesië en Marokko tussen 1952 en 1964. Wanneer we terug op Rue Carnot uitkomen, stappen we langs een Frans monument ter nagedachtenis aan de zonen van Souchez. Het monument eert ook een divisie met name ‘Division Barbot, 77ste DI’. Het moet gezegd dat Fransen meer energie staken in het oprichten van hun monumenten, hierbij beelden ze de Franse soldaat in allerlei taferelen af. We stappen verder richting het centrum tot we een klein steegje aan onze linkerkant passeren. Muurschilderingen geven aan dat de watervallen van Souchez zich hier moeten bevinden. We dalen het steegje af en bewonderen de prachtige werken op de witte gevel, de waterval is prachtig en pittoresk gelegen. Mijn GPX zegt dat we een pad langs het water moeten volgen maar we zien hier echter geen pad tenzij we door het water waden. Ik waag me aan enkele stunts en klim richting de kant naar de waterval maar ook ik zie er geen doorkomen aan. We zullen een alternatieve route moeten zoeken om zo via het centrum van Souchez onze tocht verder te zetten. Via Place de Kensington komen we terug op ons pad terecht en betreden we ‘Bois de Carieul’. Een prachtig stukje natuur dat in vroegere tijd tot het kasteelpark behoorde. Aan Rue Péri Brossolette gaat het wederom mis, blijkbaar kunnen we het bos niet langs hier verlaten. We hebben geen zin om terug te wandelen dus besluiten we om over het hek te kruipen. Op weg naar Ablain-Saint-Nazaire komen we de prachtige ‘Chapelle Jonglez de Ligne’ tegen die eigenlijk te veel verscholen zit achter bomen. Even later komen we aan in Ablain-Saint-Nazaire en houden we onze eerste pauze aan de ruïne van de kerk.


“De kapel, Chapelle Jonglez de Ligne, is genoemd naar de familie die de kapel in 1876 liet bouwen. De kapel werd volledig verwoest door bombardementen tijdens de Eerste Wereldoorlog maar door zijn culturele waarde in de stad Souchez werd ze in 1928 terug naar haar oorspronkelijke staat opgebouwd.”


Tijdens onze pauze vertel ik wat er gebeurde met de kerk van Ablain-Saint-Nazaire met de nodige handgebaren naar de zichtbare impact van exploderende obussen. We zetten onze tocht verder richting de top van de heuvelkam en via de Rue de la Blanche Voie belanden we op de eerste beklimming van de dag. Even verder verlaten we de verharde weg naar rechts en klimmen we verder langs een onverharde voetweg. Nu en dan moeten we even plaats maken voor dappere trailrunners die de beklimming al wandelend nog niet lastig genoeg vinden ‘grinnik’. Eenmaal boven vangen we al een glimp op van de ‘Nécropole Nationale de Notre-Dame-de-Lorette’. Ik begeleid de groep eerst naar een kunstwerk dat mij enorm geraakt heeft tijdens mijn eerste bezoek. We stappen naar ‘Anneau de la Mémoire’ en ik laat iedereen het monument zelf ontdekken. Onder de indruk van het monument gaan we naar de overkant en bezoeken we de grootste Franse militaire begraafplaats ter wereld. We gaan meteen naar de basiliek waar we nog meer overdonderd worden. Als we terug buiten staan, worden we gespot door een Franse gids die hier als vrijwilliger mensen aanspreekt en ze meer vertelt over de begraafplaats en haar geschiedenis. Hij vertelt, vertelt, vertelt en vertelt. Zeker een half uur hangen we aan zijn lippen tot het moment er komt dat we echt moeten vertrekken. Hij wenst ons een ‘bonne balade’ toe en wij vegen ons voorhoofd af ‘grinnik’.


“In de Basilique de Notre-Dame-de-Lorette staat een bijzondere herinnering aan Louise Marie Jeanne Henriette de Bettignies. Achter een vitrine zien we het houten kruis van haar oorspronkelijke graf dat behouden werd. Ook de portretfoto van de dame hangt er te pronken samen met haar verdiende medailles.Louise de Bettignies en haar zus Germaine leefden in de rue d'Isly op huisnummer 166 in Lille. Van 4 tot 13 oktober 1914 slaagden de verdedigers van Lille er in om de vijand te misleiden door het enige kanon dat de troepen bezaten te gebruiken. Door de beschietingen werden er meer dan tweeduizendtweehonderd gebouwen vernietigd, voornamelijk rond het station. De zusjes Bettignies zorgden doorheen het aanwezige puin voor de levering van munitie en voeding aan de soldaten die nog steeds op de aanvallers aan het vuren waren. In geïmproviseerde hospitalen schreef Louise brieven, gedicteerd door stervende Duitsers, naar hun families.Ze ging echter nog verder en besloot verzet te bieden door middel van spionage voor de Britse inlichtingendienst M16, dit onder het pseudoniem Alice Dubois. Het ‘Alice-netwerk’ bestond uit honderden mensen die zich meestal een veertigtal kilometer van het front bevonden. Het netwerk werd zo doeltreffend dat ze de koningin der spionnen genoemd werd. Ze zorgde er onder andere voor dat Lille een rasterkaart ter beschikking had. Toen de Duitsers een nieuwe batterij of veldartillerie installeerden, werd deze binnen de acht dagen gebombardeerd door Britse piloten. Dit dankzij de rasterkaart en informatie die Louise doorgaf aan de Britse inlichtingendienst. Bovendien bombardeerden de piloten blindelings want de batterij was niet zichtbaar vanuit de lucht door excellente camouflage. Louise werd gearresteerd door de Duitsers op 20 oktober 1915 in de buurt van Tournai. Ze werd op 16 maart 1916 in Brussel veroordeeld tot levenslange dwangarbeid. Na drie jaren gevangenschap overleed ze in Keulen op 27 september 1918 ten gevolge van meerdere abcessen die slecht geopereerd werden. Haar lichaam werd op 21 februari 1920 gerepatrieerd en op 16 maart werd te Lille een begrafenis gehouden waarbij ze postuum het Legioen van Eer en Oorlogskruis met palm verkreeg alsook de Britse militaire medaille. Ze werd tevens officier in de Orde van het Britse Rijk. Haar lichaam ligt begraven op de begraafplaats van Saint-Amand-les-Eaux.”


We laten de begraafplaats achter ons en wandelen via het fietspad langs de D85e3 richting Route d’Arras. We steken de drukke weg over en vervolgen onze weg via Chemin de Lens. We volgen de A26 die we even later doorsteken via een tunnel. Het saaiere stukje ligt achter ons en we worden beloond voor onze moeite. We krijgen zicht over de slagvelden van Vimy met prachtige groene landschappen. Aan ‘The Pimple memorial’ houden we even halt uit respect voor wat er zich hier honderdenacht jaar geleden heeft afgespeeld. Ik zie in mijn ooghoek een ontsteker liggen en na een grondige check-up mag hij mee op reis in de rugzak. Als we op de top van ‘Mont de Givenchy’ staan, besluiten we om in de berm onze lunch te verorberen. Gudrun is toe aan een plaspauze en verdwijnt in het veld met koolzaad. Voor ze vertrok vroeg ik haar: ‘als je ijzer tegen komt, neem het dan mee’. Even later komt Gudrun terug en ze heeft een stukje varkensstaart in haar handen. Varkensstaart is de volkse benaming van een ijzeren piket die geallieerden en Duitsers gebruikten om geruisloos prikkeldraad in te spannen. Ook dit stukje geschiedenis belandt samen met de ontsteker in mijn rugzak.


“Côte 119, Hill 119 of The Pimple is de op één na hoogste top van Vimy’s heuvelrug. The pimple is de dag van vandaag iets hoger dan in 1915. Enerzijds door het gewoel van de oorlog en anderzijds door landbouw en aanleg van de autostrade die hier vlak langs gelegen is. De geschiedenis wordt uiteraard gedomineerd door ‘Vimy Ridge’ die even verderop ligt. Côte 119, zoals de Fransen de sector benoemden, was in mei 1915 in handen van het tiende leger. Ze werden voortdurend bestookt door Duitse troepen en werden verschillende keren van de heuvelrug afgeworpen. In juni 1915 slaagde de zevenenzeventigste Marokkaanse divisie er in om zich terug op de heuvelrug te vestigen. Door elke doeltreffende aanval die de Duitsers lanceerden, moesten ze de heuvelrug opnieuw prijsgeven. Maar tijdens de derde slag van Artois op 25 september 1915 slaagden ze er in de heuvelrug stevig in handen te nemen. Hier bleven de Fransen tot het Duitse offensief van 21 februari 1916. De Duitsers duwden de Fransen opnieuw van de heuvel af. Het Duitse offensief in deze sector was echter een schijnoffensief om de grotere aanval in Verdun te maskeren. De Fransen werden verrast en moesten noodgedwongen de sector verlaten om versterkingen te sturen naar Verdun. De Britten belandden in de loopgraven van de Fransen en zijn ontsteld. ‘De lange loopgraaf die ons beloofd werd op de kaart is geen loopgraaf maar een warboel, onmogelijk om hier een deftig gevecht te beginnen’ waren de woorden van de staf. Door de constante ondermijning van de Duitse pioniers was het onmogelijk geworden om hier stellingen op te werpen. Er zat maar één ding op, hier op Hill 119, en dat was een mijnenoorlog. De Britten waren goed in het opsporen van Duitse mijnschachten en tunnels. Zij probeerden zo stil als mogelijk de Duitse tunnels te ondermijnen en op te blazen. Deze manier van oorlog werd tot op 9 april 1917 aangehouden. Het is op die datum dat de Canadezen erin slaagden de slag bij Vimy te winnen en de Duitsers zo een enorme stap achteruit lieten zetten. Drie dagen later namen de canadezen Hill 119 over van de Britten. De Canadezen bleven ook hier aanvallen uitvoeren en dreven zo de Duitsers verder weg. Ze slaagden er zelfs in om voet aan grond te krijgen in het dorp Givenchy-en-Gohelle. Eén man sprong eruit, een zekere Private Henry Norwest. Hij was een sniper binnen het vijftigste bataljon en stuurde zoveel Duitsers naar de andere zijde dat hij hiervoor een Military Medal ontving. In 1918 mocht hij een ‘bar’ aan zijn MM medaille hangen nadat hij opnieuw vele Duitsers kon uitschakelen en daarnaast bataljon recordhouder scherpschutter was. Hij was de enige van het vijftigste bataljon die honderdvijftien Duitse soldaten kon doden door gericht te vuren. Op 18 augustus 1918 kwam hij helaas zijn evenbeeld tegen en werd hij gedood door een Duitse scherpschutter.”


Na onze pauze zetten we onze tocht verder richting Vimy, het hoogtepunt van vandaag. We bezoeken het ‘Vimy Centennial Park’ met het prachtige ‘Bugler Memorial Sculpture’. We volgen de hoofdweg naar het park en overal waar je op de grond kijkt zie je stukjes roestend metaal liggen. Ik laat ze hier bewust uit respect liggen. We volgen het pad dat rond het immense monument loopt. Aan weerszijden zie je de omgewoelde grond en overblijfselen van kraters en loopgraven die duidelijk afgetekend zijn in het landschap. De korte tocht tot aan het monument gebeurt in stilte, aangedaan door wat we te zien krijgen. Aan het monument wordt de stilte doorbroken door de enorme omvang van het beeldhouwwerk. Ik vertel de dames dat ik nooit gedacht had dat er zoveel blote borsten in een memorial zouden gedetailleerd worden. We verlaten de site van het monument langs de voorkant en kunnen het niet laten om ons om te draaien. Wat een prachtig monument is dit! We stappen verder door het herdenkingsbos langs de Route des Canadiens. De loopgraven laten we bewust links liggen omdat we in tijd beperkt zijn door de ijverige gids aan Notre-Dame-de-Lorette. Ik kom zeker en vast nog eens terug om dit alles nogmaals in me op te nemen. Voor we het memorial park verlaten, bezoeken we het ‘Canadian 3rd Division Battle of Vimy Ridge Memorial’. Een eerder sober en ingetogen monument midden in het bos. Even verder dalen we de heuvelrug af en duiken we onder de N17, aan onze linkerkant passeren we ‘Petit Vimy British Cemetery’ en ook hier kunnen we helaas niet meer stoppen. We komen aan Avenue du Canada, een drukke weg die we voor honderd meter volgen om deze daarna meteen over te steken. We zetten onze tocht verder richting Thélus en laten het bekende Vimy achter ons.


“Vimy is de belangrijkste gebeurtenis in de Canadese geschiedenis en dat is vandaag nog te zien op het Twenty Canadian Dollar bankbiljet. Het prachtige monument staat op de achterkant van het bankbiljet. Als we kijken naar alle Canadese doorbraken tijdens de Eerste Wereldoorlog is die van Vimy niet de meeste succesvolle te noemen. Maar het is wel de eerste slag is waar de vier Canadese divisies samen vochten. Deze divisies waren samengesteld uit soldaten afkomstig uit alle uithoeken van Canada en dat is toch een eendracht die van tel is voor het Canadese volk. Deze eendracht heeft Canada gevormd tot het Canada dat het nu is en ze spiegelt dit ook af op de rest van de wereld.”


Wanneer we door Thélus stappen, passeren we nog een Canadees monument, het ‘Memorial Parc des Artilleurs Canadiens’. We steken Rue des Artilleurs Canadiens over en stappen verder langs Chemin des Ânes. Wat deze wegen met elkaar te maken hebben weet ik niet ‘grinnik’. Even verder steken we de N17 opnieuw over en bezoeken we ‘Lichfield Crater Cemetery’. Hier word ik bijzonder stil van want hier liggen soldaten begraven die dood teruggevonden zijn in deze krater. Als we terug op pad gaan, vind ik opnieuw enkele stukjes ijzer. Eén stukje ijzer gaat mee in de rugzak. Het gaat om een stukje koper, meer bepaald een stukje drijfband van een afgevuurde granaat. We komen aan de omheining van het memorial park van Vimy en hier staan enkele informatieborden in het rood. Ze melden ons dat we voorbij dit punt de ‘Zone Rouge’ zouden betreden en dat dit ten strengste verboden is. Dit omdat het gebied nog vol ligt met granaten en explosieven die nog niet ontploft zijn. We blijven wijselijk op het pad, steken even verder de A26 over en stappen het centrum van Neuville-Saint-Vaast binnen. We passeren een mooi Frans monument ter nagedachtenis van de verloren zonen van Neuville-Saint-Vaast. Aan Route de Béthune komen we aan een Duitse militaire begraafplaats en werpen we een blik richting de ontelbare zwarte kruisen die je van op de weg kan zien. Helaas hebben we geen tijd meer om de begraafplaats te bezoeken en steken we de weg over.


“De Duitse begraafplaats die net buiten het centrum van Neuville-Saint-Vaast ligt, is de grootse Duitse militaire begraafplaats van Frankrijk. Hier liggen vierenveertigduizendachthonderddrieëndertig gesneuvelde Duitse soldaten begraven waarvan er achtduizendveertig in een massagraf begraven zijn. De site bevindt zich pal op het westelijke front en dit is tot op vandaag nog te zien aan de zuidoostelijke zijde van de begraafplaats. Hier bevinden zich nog enkele Duitse bunkers. Net tegenover de begraafplaats bevindt zich Maison Blanche, waaraan de begraafplaats zijn naam te danken heeft. Dit was een zwaar bewapende boerderij wat resulteerde in zware gevechten.”


Net voorbij ‘Maison Blanche’ horen we in de verte geweerschoten. Naarmate we verder stappen worden de knallen alsmaar luider en luider. In de verte zien we een toren met enkele mensen. We veronderstellen dat de schoten van daar moeten komen, het zal vermoedelijk een soort van schuttersgilde zijn. Op een gegeven moment stopt het pad en kijk ik ter controle op mijn GPX om hierbij vast te stellen dat we ergens een pad gemist hebben. Of toch niet? Normaal moet het pad hier verder door de akkers lopen maar hoogstwaarschijnlijk zal de boer het pad omgeploegd hebben. We kiezen om rechts een bomenrij te volgen die een grens vormt tussen twee akkers. Die grens sluit aan op een veldwegel, dit lijkt ons de beste optie. Helaas, het veld is net omgewoeld en het wandelt voor geen meter. Na een kilometer door brokken aarde te hebben gehuppeld, komen we uitgeput aan op de veldwegel. We stappen verder en komen terug samen met de route die ik thuis uitstippelde. Even verder steken we de N25 over en zetten we koers naar het centrum van Anzin-Saint-Aubin. We volgen klinkende straatnamen als Rue Maréchal Haig en Rue Henri Cadot. Haig was een Britse generaal die het opperbevel had over de Britse troepen aan het westelijke front. Henri Cadot was een medeoprichter van de mijnwerkersvakbond Pas-de-Calais en later burgemeester van Bruay-en-Artois. Verder komen we ook langs Rue Roger Salengro. Hij was in 1936 minister van binnenlandse zaken en pleegde datzelfde jaar zelfmoord als gevolg van een mislukte extreemrechtse moordaanslag nadat hij beticht werd van desertie in de Eerste Wereldoorlog. We wandelen Sainte-Catherine binnen en passeren de kerk ‘Notre-Dame de Toute Joie’. We steken de rivier La Scarpe over en wandelen zo het centrum van Arras binnen. We passeren onder andere ‘Cathédrale Notre-Dame et Saint-Vaast’, ‘Hôtel de Ville et Belfroi de Arras’ en het prachtige ‘Place de Héros’. We kiezen ervoor om hier iets te eten als avondmaal in plaats van in het hotel. We stappen binnen bij ‘IT Italian Trattoria’ en hebben hier zeer lekker gegeten. Wanneer we terug vertrekken, gaat dit niet zonder moeite want onze spieren zijn ondertussen wat stram. We bezoeken de ‘Église Saint-Jean-Baptiste als toetje en dan gaat het recht naar het hotel.


“De slag bij Arras was voor de Britten en Canadezen een groot fiasco. Net als het fiasco aan de Somme op 1 juli 1916 werd de aanval op Arras ook ingeleid door een bombardement van vijf dagen. De Duitsers wisten dus op voorhand wat er stond te gebeuren. Vierduizend slachtoffers per dag gedurende vijf weken. De menselijke tol van de Slag bij Arras was een doorn in het oog van vele geallieerde legers.Op 9 april 1917 om 0530 uur, op een frontlijn van twintig kilometer van Vimy tot Bullecourt, vielen de Canadese, Britse, Schotse, Newfoundland en Australische troepen onder leiding van generaal Haig de Duitse linies aan. De Slag bij Arras, die een jaar eerder was voorbereid op de Conferentie van Chantilly, moest de aandacht van de vijand afleiden naar Arras. Dit om het Franse offensief op de Chemin des Dames in Verdun te vergemakkelijken. Toen de slag bij Arras officieel eindigde op 16 mei 1917 hadden de Britse troepen aanzienlijke vooruitgang geboekt maar nooit een grote doorbraak kunnen bereiken.”


Het is al 2100 uur gepasseerd wanneer we het hotel binnenstappen. We checken in en spreken om 0800 uur af aan het ontbijt. We wensen elkaar een welverdiende douche en een zalige nachtrust toe. Het front laat me nooit echt los dus wanneer ik hier in bed lig in de historische stad Arras razen de woorden door mijn hoofd en daar is volgend gedicht uit gekomen.

 

“Vimy


We worden bestookt met gas

Vandaag, vannacht en morgenµ

Sterven doen we toch


We worden beschoten van uit het dal

Vandaag, vannacht en morgen

Sterven doen we toch


We moeten deze heuvel behouden, kost wat kost

Vandaag, vannacht en morgen

Sterven doen we toch


De Heinies komen, maar wij houden stand!

Ook al kost het onze kop!

Sterven doen we toch!


©Jelle Dermont”

Tot morgen!





Comments


Post: Blog2_Post
bottom of page