top of page

Etappe11A Western Front Way Achiet-le-Petit - Thiepval - Beaumont-Hamel loop

Foto van schrijver: WandelMeeMetMijWandelMeeMetMij

Bijgewerkt op: 26 jan

 42,81km ─ ↑↓ 492m

Percentage verhard: 65%

Startplaats: Parkeergelegenheid Mairie, Achiet-le-Petit

Aankomst: Parkeergelegenheid Mairie, Achiet-le-Petit

Vervoer: Wagen

Hike: Solo


Vandaag stond er een andere wandeling gepland, namelijk de veertig kilometer van de Extra Trail in Stavelot. Maar in de Ardennen verwachtten ze bakken neerslag. Ik heb gisteren de tocht noodgedwongen moeten afblazen. Gisteravond had ik nog snel even rondgekeken waar de neerslag zich niet zou bevinden, en dat bleek Noord-Frankrijk te zijn. Mijn keuze was dan ook snel gemaakt, want ik had al een marathontocht uitgestippeld in de streek van de Somme. Ik had de tocht nog even aan de eventuele geïnteresseerden voorgesteld, maar zij hebben deze tocht aan zich voorbij laten gaan. Om half vier in de ochtend geeft de wekker van jetje, en ik heb totaal geen moeite om op te staan — doordeweeks is dat wel anders ‘grinnik’. Ik maak mezelf en mijn rugzak gereed om naar Achiet-le-Petit te reizen met de wagen. Anderhalf uur later sta ik om zeven uur op de parking van het gemeentehuis van Achiet-le-Petit. Raar om zo te vertrekken zonder dat ik mijn lelijke plooibare fietsding uit de koffer moet halen. Voor het eerst in lange tijd heb ik een luswandeling uitgestippeld van tweeënveertig kilometer. Als dat maar goedkomt...


Ik begin met goede moed aan de tocht en sla meteen de Rue Jean Decques in. Aan het kruispunt met Rue des Pâturelles moet ik naar rechts, maar ik bedenk me. Ik sla linksaf om de Cimetière Allemand d’Achiet-le-Petit nogmaals te bezoeken. Het is vroeg in de ochtend, en wanneer ik de heldengrond oploop, hangt er een lichte nevel onder de dikke eiken van de begraafplaats. De zonnestralen breken erdoor, en dit beeld slaat in als een bom. Ik bezoek opnieuw het graf waar enkel de graad van Hauptmann op vermeld staat. Meteen denk ik terug aan een gedicht dat ik voor hem schreef. Met die gedachte word ik even gebroken, en toch verlaat ik het soldatenfriedhof met een trots gevoel. Ik herneem mijn tocht, die nu weer enkele honderden meters langer zal worden dan voorzien grinnik. Rue des Pâturelles gaat over in een onverhard wandelpad door hoog en nat gras. Nog geen tweehonderd meter verder glinsteren mijn ogen wanneer ik de eerste obus zie liggen tegen een betonnen elektriciteitspaal. Het is een joekel, en de groene verf van meer dan honderd jaar oud zit er nog steeds op. Ik kan mijn ogen bijna niet geloven. De onderkant van mijn broek is ondertussen doorweekt, maar de vergezichten hier maken dit akkefietje direct goed. Bij de D50, een weg zonder naam, steek ik over en duik meteen het kreupelhout in. Het pad wordt hier duidelijk niet vaak bewandeld.


Even verderop duik ik via een tunnel onder de spoorlijn Parijs-Lille. Aan de andere kant verandert het landschap en krijg ik zicht op een ravijn. De krijtrotsen zijn volgens mijn schatting zo’n vijf à zes meter hoog. Ik volg het ravijn, dat evenwijdig loopt met de spoorlijn richting Miraumont. Wanneer ik Miraumont nader, duik ik opnieuw onder het spoor door en stap ik het centrum binnen. Bij de tunnel staat een infobord over de rivier Ancre, die hier zou ontspringen. Via de Rue de la Fontaine stap ik voorbij de Église Saint-Léger en Place Publique. Enkele lokale bewoners zijn al druk in gesprek op dit toch nog vroege uur, en wanneer ik voorbij marcheer, wordt het plots stil. De bewoners staren me aan, waarop ik luid ‘Bonjour’ toeroep. Ze lachen en beantwoorden me met ‘Bonjour, bonne balade,’ en ik dank hen van harte. Via de Mairie de Miraumont verlaat ik het prachtige dorp en duik ik voor de derde keer onder het spoor door.


 “Op 17 februari 1917, bij temperaturen onder het vriespunt, lanceerden Britse troepen een verrassingsaanval bij zonsopgang. De aanval werd uitgevoerd door troepen van het VI Corps onder bevel van generaal Sir Charles Fergusson.

Artilleriebeschietingen: Voorafgaand aan de aanval werden Miraumont en de omliggende Duitse posities hevig beschoten door Britse artillerie. Dit leidde tot aanzienlijke verwoestingen in het dorp.

Veldslag: Britse infanterie vocht zich door de modderige, met sneeuw bedekte slagvelden. Duitse mitrailleursnesten veroorzaakten zware verliezen, maar de Britten slaagden erin enkele belangrijke posities in te nemen op de heuvelrug bij Miraumont.

Duitse Weerstand: De Duitsers boden hevig verzet vanuit versterkte posities, bunkers en loopgraven.

De Britse aanval boekte beperkt succes met aanzienlijke verliezen. De Duitsers slaagden erin hun belangrijkste posities in Miraumont te behouden, maar de Britten dwongen hen wel om enkele strategische vooruitgeschoven posten te verlaten. Na de slag, in maart negentienzeventien, trokken de Duitsers zich vrijwillig terug naar de sterkere verdedigingslinies van de Hindenburglinie, oorspronkelijk Siegfriedstellung. Miraumont kwam uiteindelijk in Britse handen, maar tegen een hoge menselijke en materiële kostprijs. Het kasteel van Miraumont, bijvoorbeeld, dat ooit diende als symbool van de lokale adel, werd door de Duitsers gebruikt als commandopost en veldhospitaal. De Britse artillerie richtte zware schade aan op het gebouw, en uiteindelijk bleven slechts enkele muren overeind staan. Na de oorlog werd het kasteel niet volledig hersteld, en de ruïnes getuigden nog lang van de hevigheid van de strijd. Op de dag van vandaag is er enkel nog een informatiebord te vinden aan de locatie waar ooit dit kasteel gestaan heeft.”


Ik kronkel door een machtig landschap waar velden met gerst domineren. Ook de klaprozen doen het hier goed tussen het graan en dat levert prachtige beelden op. Volgens de GPX, die ik zelf uitstippelde, moet ik net voordat ik Grandcourt binnenstap naar rechts. Aan het calvariekruis zou een klein pad moeten liggen dat de naam Chemin du Calvaire draagt. Maar van dit pad is helaas niets terug te vinden, en over een omheining ga ik hier niet kruipen. Ik keer op mijn stappen terug en volg braaf de weg die me naar het kleine dorp leidt.


Ik stap door het dorp en passeer er een klinkende straatnaam die bij kenners toch van enige betekenis is in de Eerste Wereldoorlog. Zo wandel ik langs Rue de Courcelette. Courcelette is een dorp in de Somme-streek, een eindje van hier, waar zeer zwaar is gevochten tijdens de Slag bij de Somme. Het is speciaal om die naam hier al tegen te komen, en dat zet me aan het denken: waarom zou deze straat naar Courcelette vernoemd zijn?

Even verderop kom ik langs de eerste Commonwealth-begraafplaats van vandaag, ‘Stump Road Cemetery’. Uiteraard bezoek ik de begraafplaats en hou ik er mijn eerste pauze. Na de pauze groet ik de helden en hervat ik de tocht. Na nog geen tweehonderd meter sla ik rechtsaf om de volgende begraafplaats te bezoeken. Hier is echter geen mooi graspadje naar de begraafplaats, maar moet ik een uienveld oversteken. De landbouwer heeft de uien pas voorzien van het nodige water, waardoor de aarde mijn schoenen beladen met modder; ze wegen een ton ‘grinnik’. Na vierhonderd meter ploeteren kom ik aan bij ‘Grandcourt Road Cemetery’, een prachtige begraafplaats te midden van de velden, wat een uitzicht!

 

“Grandcourt, gelegen in het departement Somme in Noord-Frankrijk, speelde een strategische rol tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het dorp bevond zich in een zwaar verdedigd gebied dat onderdeel was van de Duitse verdedigingslinies. Tijdens de Slag om de Somme, die plaatsvond van 1 juli tot 18 november 1916, voerden Britse en Franse troepen verschillende aanvallen uit om deze linies te doorbreken. De strijd om Grandcourt was intens en symboliseerde de grimmige realiteit van de oorlog. Het dorp werd voortdurend aangevallen door geallieerde troepen, wat leidde tot langdurige en bloedige confrontaties. Ondanks hun inspanningen slaagden de geallieerden er niet in om een beslissende doorbraak te forceren in dit gebied. De verliezen waren enorm; op Grandcourt Road Cemetery liggen driehonderdeenennegentig soldaten begraven, waarvan tweehonderd drieëntachtig konden worden geïdentificeerd. Veel van hen sneuvelden tijdens de gevechten in november 1916.

De Slag om de Somme eindigde uiteindelijk zonder een duidelijke winnaar, waarbij het front slechts enkele kilometers verschoof. Grandcourt bleef een symbool van de gruwelen van de loopgravenoorlog, waarin zware verliezen werden geleden voor minimale terreinwinst. Grandcourt Road Cemetery herdenkt de offers van de soldaten die hier vochten. De vele anonieme graven benadrukken de vernietigende impact van de gevechten en de moeilijkheid om slachtoffers te identificeren. Grandcourt staat vandaag de dag bekend als een stille getuige van de offers en het leed dat kenmerkend was voor de veldslagen aan het westelijke front tijdens de Eerste Wereldoorlog.”


Ik stap verder door het agrarische landschap en hier en daar vind ik nog sporen uit de oorlog. Ik spot een gebogen metalen golfplaat. Deze golfplaten werden vooral gebruikt door Commonwealth-eenheden om hun loopgraven te verstevigen of af te dekken. Het stuk dat hier ligt is jammer genoeg te groot en vooral te zwaar om mee naar huis te nemen. Ik kom ook enkele obussen tegen in de bermen. Ik ben altijd euforisch als ik zulke relieken tegenkom. Het front komt dan nog beter binnen; hier hebben mensen gevochten op leven en dood, en ik mag in hun voetsporen stappen.


In de verte spot ik het enorme monument van Thiepval. Aan de horizon is dit monument al gigantisch; wat moet dit geven als je ervoor staat? Ik ben benieuwd! Ik kom uit op Route de Pozières, nog zo’n klinkende naam in de oorlogsgeschiedenis. Ik stap het gehucht Thiepval binnen en sla bij Église Saint-Martin linksaf. De kerk is niet zo spectaculair te noemen, maar blijkt toch groter te zijn dan de kerk die hier voor de oorlog stond.


Ik stap voorbij het ‘Centre d’Accueil et d’Interprétation du Mémorial de Thiepval’, een hele mond vol ‘grinnik’, en ik wandel recht naar het immense monument. Hier word ik stil van. Ik stap met alle nodige respect de trappen van het monument op. De details van het gebouw zijn bewonderenswaardig; vooral de sierlijsten uit kalksteen zijn prachtig. Aan de achterkant stap ik de trappen af naar ‘Cimetière Anglo-Français de Thiepval’. Hier krijg ik het moeilijk wanneer ik langs de Franse graven wandel. Ik kan mijn tranen niet meer bedwingen. De Franse graven zijn nagenoeg allemaal onbekende helden. Via het bos keer ik op mijn stappen terug naar de kerk van Thiepval en via de D73 zet ik mijn tocht verder.


“Het Mémorial Franco-Britannique de Thiepval, gelegen nabij het dorp Thiepval in het departement Somme in Noord-Frankrijk, is een monument ter nagedachtenis aan de Britse en Franse soldaten die tijdens de Slag om de Somme in 1916 omkwamen en geen bekend graf hebben. Het monument werd ontworpen door de Britse architect Sir Edwin Lutyens en werd op 1 juli 1932 geopend.

Het Mémorial de Thiepval bestaat uit een indrukwekkende boog van vierenvijftig meter hoog, die de alliantie tussen Groot-Brittannië en Frankrijk symboliseert. De boog is omgeven door zestien zuilen, waarop de namen staan van tweeënzeventigduizend driehonderdzevenendertig soldaten uit het Verenigd Koninkrijk en Zuid-Afrika die tussen juli en november 1916 omkwamen en geen bekend graf hebben. Deze soldaten maakten deel uit van de enorme verliezen die de Slag om de Somme met zich meebracht.

Het monument is een van de belangrijkste herdenkingsplaatsen van de Slag om de Somme en trekt jaarlijks duizenden bezoekers die de slachtoffers van deze veldslag willen eren. Het herdenkt niet alleen de verliezen, maar symboliseert ook de moed en opoffering van de soldaten die vochten in dit gebied. Het Mémorial Franco-Britannique de Thiepval blijft een belangrijk symbool van de vriendschap tussen Groot-Brittannië en Frankrijk en van de gezamenlijke inzet tijdens de Eerste Wereldoorlog.”


Wat me onmiddellijk opvalt zijn de bermen die gloeien van de veldbloemen, klaprozen, margrieten, vergeet-me-nietjes en korenbloemen zijn de meest talrijke. Laat deze bloemen nu toevallig de belangrijkste herdenkingsbloemen zijn, toeval? Nee toch ‘grinnik’. In de verte zie ik twee begraafplaatsen liggen. Ik bezoek eerst ‘Connaught Cemetery’ omdat de begraafplaats aan de linkerzijde van de weg ligt. Je kan het je haast niet voorstellen, zoveel graven, zoveel dood en verderf, ik word wederom week vanbinnen. Ik steek de weg over en wandel een veldwegel in die licht stijgt. De wegel wordt omzoomd door braakliggende akkers waar miljoenen klaprozen bloeien. Ik kan mijn ogen niet geloven wanneer ik de begraafplaats ‘Mill Road Cemetery’ bezoek. De begraafplaats ligt midden tussen de klaprozen, het lijkt een enorme herdenkingssite. Ik wandel langs de honderden graven en hier en daar blijf ik even aan een graf staan, vooral de graven van ‘machinegunners’. Toen ik fungeerde als beroepsmilitair was ik diegene met een ‘minimi’ een automatisch vurend wapen. Vandaar mijn zwak voor de mitrailleurs tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ik vervolg opnieuw de D73 en ik bezoek natuurlijk ook ‘Ulster Memorial Tower’ dat op een honderdtal meter van de begraafplaatsen ligt. Ik bezoek het museum in de toren niet omdat ik er te weinig tijd voor heb, ik laat dit bezoek aan een ander moment over.


“De Slag om de Schwaben Redoute op 1 juli 1916, tijdens de eerste dag van de Slag om de Somme, was een van de meest intensieve en bloedige veldslagen van die dag. De Schwaben Redoute, een zwaar versterkte Duitse stelling met loopgraven en machinegeweerposten, lag nabij Thiepval en vormde een cruciaal verdedigingspunt. De 36e Ulster Divisie, voornamelijk bestaande uit vrijwilligers uit Ulster, Ierland, kreeg de opdracht om deze strategische positie aan te vallen. Hoewel de Duitse stellingen voorafgaand aan de aanval zwaar onder vuur werden genomen, slaagden de beschietingen er niet in om de vijandelijke verdedigingswerken volledig uit te schakelen.

Om 0730 uur begon de aanval. Ondanks het zware Duitse vuur wisten de troepen door niemandsland te trekken en door de prikkeldraadversperringen heen te breken. Ze bereikten delen van de Schwaben Redoute en raakten verwikkeld in felle gevechten. Met enorme vastberadenheid slaagden de mannen erin om tijdelijk controle over delen van de stelling te krijgen.

Deze positie bleek echter onhoudbaar. Zonder voldoende versterkingen en onder voortdurende beschietingen van de Duitse artillerie waren de ‘Ulstermen’ gedwongen zich terug te trekken. De verliezen waren zwaar, ongeveer vijfduizendvijfhonderd soldaten van de 36e Ulster Divisie sneuvelden, raakten gewond of werden vermist.

Hoewel de Schwaben Redoute niet op de eerste dag van de Slag om de Somme werd ingenomen, blijft de moed van de 36e Ulster Divisie een krachtig symbool van opoffering. Het is een herinnering die vandaag de dag wordt geëerd bij de Ulster Memorial Tower, een monument dat niet ver van de slaglocatie staat.”


Ik neem de draad van de D73 weer op, even verderop steek ik de ‘Ancre’ opnieuw over. De ‘Ancre’ is hier al een heuse rivier in vergelijking met het beekje in ‘Miraumont’. Ik steek de sporen over en ik volg de D50 naar links richting Mesnil-Martinsart. Voorbij de kerk van Mesnil-Martinsart krijg ik een heuvel voor de voeten geschoven. Halverwege de heuvel blijf ik even aan een groepje lindebomen staan, wat een prachtig uitzicht! Wanneer ik de ‘top’ ‘grinnik’ van de heuvel bereikt heb word ik getrakteerd op een mooi showspel opgevoerd door de wind. Ze laat het blauw bloeiende vlas heen en weer wiegen als golven tot aan de horizon. Als kers op de taart vlei ik me neer op een picknickbank aan de parkeerplaats van ‘Newfoundland Memorial Park’. Hier krijg ik zicht over de vallei van de ‘Ancre’ en krijg ik zicht op hoe belangrijk deze hoogtes waren voor de Duitsers. Vanaf hier kan je de vijand van kilometers ver zien komen en daarom was dit ook belangrijk voor de Britten ze te veroveren. Na mijn deugddoende pauze gaat het verder. Ik word verwelkomd door een Canadese uitwisselingsstudent die hier de bezoekers te woord staat. Ik krijg een beknopte uitleg over het park en waarom dit park een belangrijk stukje geschiedenis is. Ik verken het park met de alom bekende ‘Kariboe’ op de rots die uitkijkt over de slagvelden. Ik bezoek er alle begraafplaatsen en kuier door de intacte loopgraven. Aan de achterkant van het park kijk je uit over de bekende ‘Y-ravine’ die vele levens gekost. Via het poortje verlaat ik de site en wandel ik verder richting Beaumont-Hamel.


“De ochtend van 1 juli 1916 brak aan met een dreigende stilte boven het slagveld van Beaumont-Hamel. In de diepte van de Y-Ravine, een smalle kloof met steile wanden, hielden Duitse soldaten hun posities vast. Hun mitrailleurs waren gericht op het niemandsland dat hen scheidde van de geallieerde linies. Aan de overzijde bereidde het Royal Newfoundland Regiment zich voor op een aanval die hen voor altijd zou tekenen.

De voorafgaande artilleriebeschieting, bedoeld om de Duitse verdedigingswerken te verwoesten, had zijn doel grotendeels gemist. Het prikkeldraad bleef ongeschonden, en de Duitse loopgraven waren nog intact. Toen de fluit klonk en de Newfoundlanders uit hun loopgraven klommen, werden ze onmiddellijk geconfronteerd met een regen van kogels.

De mannen struikelden door het zompige terrein, sommigen vastgehaakt aan het ondoordringbare prikkeldraad. Y-Ravine, met zijn natuurlijke bescherming en versterkte machinegeweerposten, werd een dodelijke val. Van de achthonderdenéén soldaten die die ochtend oprukten, bereikten er slechts enkelen de Duitse linies. De rest werd neergemaaid in het open veld, zonder dekking.

Tegen het einde van de dag was het duidelijk dat de aanval was mislukt. De Newfoundlanders, die met zo veel hoop en moed waren begonnen, hadden enorme verliezen geleden. Slechts achtenzestig mannen meldden zich de volgende dag voor appèl. Voor velen van hen was de Slag bij Beaumont-Hamel de meest verwoestende ervaring die ze ooit zouden meemaken.

De Y-Ravine bleef maandenlang in Duitse handen. Pas op 13 november 1916, na een nieuwe geallieerde aanval geleid door de 51e Highland Divisie, werd de kloof eindelijk ingenomen. Deze overwinning was een late, maar belangrijke stap in de strijd om de Somme.

Vandaag de dag staat Y-Ravine, als onderdeel van het Newfoundland Memorial Park, symbool voor de opoffering en moed van de mannen die hun leven gaven. De bewaard gebleven loopgraven en het ongerepte terrein getuigen van de wreedheid van die dag, en herinneren bezoekers eraan wat zich daar heeft afgespeeld. Het gebied rondom Y Ravine is tot op de dag van vandaag een rode zone, wat betekent dat het te gevaarlijk is om te betreden vanwege niet-ontplofte munitie en instabiele grond.”


Wanneer ik door het dorpje Beaumont-Hamel wandel bemerk ik vooral de gezelligheid. Het dorp komt bij mij discreet en integer over en alle straten leiden naar de prachtige kerk. In de flauwe bocht van Rue de Favrel staat een klein infobordje aan de linkerzijde van de weg. Er staat een oude postkaar op van hoe Beaumont-Hamel er uit zag na zware gevechten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het paneel staat op de plaats waar de fotograaf destijds de foto van de kerk ruïnes nam. Hierdoor sta je toch even stil bij hoe het er in die dagen aan toe ging, en uiteindelijk kan je die waanzin niet bevatten. Ik stap voorbij het prachtige kerkje en aan de straat, met opnieuw een klinkende naam, Rue d’Auchonvillers gaat het naar links. Net voorbij het centrum ga ik links enkele trappen op en ga ik via een wandelpad naar ‘Hawtorn Ridge Crater’. Wanneer ik aan de krater kom kan ik haast mijn ogen niet geloven. Ik volg meteen het pad dat me mee neemt naar de bodem van de krater. De intensiteit en de enorme drukgolf van deze explosie moet gigantisch geweest zijn. Ik wil een foto nemen maar ik krijg de grootsheid van de krater niet in beeld, ik maak er een kort filmpje van driehonderdzestig graden van. Ik keer op mijn stappen terug en ik wandel nog even rond de krater en via het achterpoortje verlaat ik de site. Aan mijn linker zijde zie ik ‘Hawtorn Ridge Cemetery N°1’ liggen maar door tijdsgebrek laat ik het bezoek voor een andere keer. Ik wandel over de heuvelrug en als ik even achter mij kijk zie ik het ‘Newfoundland Memorial Park’ alsook de contouren van de krater liggen. Dit stukje van het front moet een ware hel geweest zijn.


“De Hawthorn Ridge Crater, gelegen bij Beaumont-Hamel in de Somme-regio, is een van de meest gedenkwaardige overblijfselen van de Slag aan de Somme, die op 1 juli 1916 begon. De krater werd gevormd door de explosie van een enorme mijn die door Britse troepen onder Duitse stellingen was geplaatst. Het voorbereidende werk voor de mijn begon maanden eerder, waarbij Britse genietroepen een lange tunnel groeven naar een strategisch punt onder de Duitse linie. De mijn was gevuld met bijna twintig ton ammonal, een krachtige explosieve stof. Om 0630 uur 's ochtends, tien minuten vóór het officiële begin van het offensief, werd de mijn tot ontploffing gebracht. De explosie veroorzaakte een reusachtige vuurbol en een luid gebulder die kilometers verderop te horen was. De krater die achterbleef was ruim vijftien meter diep en bijna zestig meter breed.

Hoewel de explosie bedoeld was om een gat in de Duitse linies te slaan en de Britse aanval te vergemakkelijken, bleek het effect minder succesvol dan gehoopt. Duitse troepen die de explosie hadden overleefd, herstelden zich snel en boden hevig verzet. De Britse troepen die de krater probeerden in te nemen, liepen vast in een moordend spervuur. Het terrein rond Beaumont-Hamel werd uiteindelijk pas later in de slag door geallieerde troepen veroverd.”


Ik stap terug richting Rue d’Auchonvillers en na ongeveer honderd meter ruil ik deze weg voor Le Chemin Creux, een holle weg met een verhaal. Ik passeer een prachtig monument ter nagedachtenis aan de Schotse divisies, het 'Scottish Divisions Memorial at Sunken Lane'. Even verder in de verzonken laan, zoals de Britten Le Chemin Creux benoemen, kom ik een klein monumentje tegen, geplaatst door familieleden van gesneuvelde soldaten. Het monument ziet eruit als een Brits militair graf met daarop een beknopte versie van wat hier zich heeft afgespeeld. Er staat te lezen: ‘Ter nagedachtenis aan de acties van de 1st Lancashire Fusiliers die op 1 juli 1916 om 0730 uur deze holle weg bezetten en het veld overstaken om de Duitse linies aan te vallen. Ze ondergingen een hels en neermaaiend kruisvuur vanuit verschillende hoeken. Het bataljon verloor hierdoor honderdvijfenzestig helden, driehonderdentwaalf gewonden en elf vermisten.’ Koude rillingen gaan over mijn rug bij het lezen van dit korte verhaal en met die gedachte stap ik verder in hun voetsporen door deze holle weg.

Even verderop bezoek ik ‘Redan Ridge Cemetery N°2’, waar ik even een kleine pauze houd. Wanneer ik de begraafplaats verlaat, spot ik sporen uit de Eerste Wereldoorlog, een stuk van een Britse mortiergranaat, de ‘Stokes Mortar Grenade’. In de Vlaamse velden worden deze mortieren vaak teruggevonden en zijn ze een van de gevaarlijkste relieken om te hanteren. In de Westhoek worden ze wel eens vergeleken met moeders deegrol, waar ze een beetje op lijken. Ik wandel verder door een veldwegel en kom aan Rue de la Montagne, waar ik rechtsaf sla en terug het centrum van Beaumont-Hamel binnenstap.


Op het kruispunt met Rue de Serre staat er opnieuw een infobord met een postkaart uit de Eerste Wereldoorlog. Ook hier werd de foto vanaf dit kruispunt genomen, en erop staan Britse soldaten poserend aan de voormalige steengroeve die hier gelegen was. Ik volg Rue de Serre, Rue de Puisieux en Rue de Beaucourt, tot ik linksaf sla om ‘Frankfurt Trench Cemetery’ te bezoeken. Een prachtig verzorgde begraafplaats, omzoomd door een netjes onderhouden beukenhaag.


Wanneer ik op mijn stappen terugkeer naar Rue de Beaucourt, kom ik een ouder echtpaar tegen. Ze houden me staande en vragen in het Engels of dit de weg is naar Frankfurt Trench Cemetery. Ik laat het echtpaar weten dat ze op de goede weg zijn en vraag of ze iemand in het bijzonder zoeken. Het echtpaar beantwoordt vol enthousiasme mijn vraag: ze komen al meer dan twintig jaar naar de streek van de Somme om de geschiedenis van hun grootvader te beleven. Ze vertellen me dat ze nu pas de moed hebben gevonden om hun grootvader te bezoeken, die begraven ligt in Frankfurt Trench Cemetery. Ik krijg meteen een krop in mijn keel en met een gebroken stem condoleer ik hen en wens ik ze alle sterkte toe. We nemen afscheid, waarop het echtpaar mij nog een behouden ‘hike’ toewenst.

Ik stap verder, nog steeds met die krop in mijn keel en met tranen in mijn ogen. Ik maak de bedenking dat deze tocht een behoorlijk emotionele rollercoaster is geworden. Iets verder ligt ‘New Munich Trench Cemetery’, dat ik ook even wil bezoeken. Een kleine maar speciaal ontworpen begraafplaats. In tegenstelling tot Frankfurt Trench Cemetery is deze volledig omsloten door een natuurstenen muur. Ook hier wandel ik langs de graven en groet ik enkele soldaten, voor ik weer terug naar de weg stap.


De weg naar Beaucourt-sur-l’Ancre is lang en saai, dus kan ik mijmeren over vandaag en de zinloze wreedheid van toen. Er komen poëtische zinnen naar boven die ik netjes noteer in mijn smartphone om er later mee aan de slag te gaan. Voor ik het centrum van Beaucourt-sur-l’Ancre binnenstap, stuit ik op een calvariekruis dat op een witte vierkante sokkel staat. Deze sokkels kan je soms terugvinden op Britse militaire begraafplaatsen en ze geven een speciale herdenking aan de graven die achter de sokkel geplaatst zijn. Onder een rozenboog staat een infobordje met de uitleg over een gesneuvelde held.


“De Vinger Wijst


Honderden rijzen, wolk in splinters, verdampt in scherven lucht. De aarde kreunt, verbrande winters, hebzucht voedt haar zwarte zucht.


Hun adem verstikt in bloed en modder, hun schreeuw verwaait door schrapnelwind. De vinger wijst, hun naam verzand, zij stierven blind door vaders leugens blind.


Boven, boven: de schimmen zweven, op rook van goud, op dromen leeg. Knielenden smeken, "Waarom wij?" Een stem zegt niets, een vorst zweeg.


Hebzucht bouwt torens van gebroken ruggen, zwaarden kussen keizershand. De schaduwen blijven, immer getuigen: vaders leugens voeden geen vaderland.


©Jelle Dermont”


“Op 15 november 1916 nam het 10th Battalion York & Lancaster Regiment posities in nabij Beaucourt-sur-l’Ancre, aan de oostkant van het dorp, tijdens de Slag aan de Ancre. De manschappen bevonden zich in ondiepe loopgraven langs een verzonken weg. Gedurende de dag werden de loopgraven en het dorp blootgesteld aan hevig artillerievuur. Zeventien soldaten van het regiment sneuvelden die dag, waaronder Lance Corporal John Felix Warren. Hij en zijn kameraden werden haastig begraven, maar hun graven raakten later verloren. Hun namen worden geëerd op het Thiepval Memorial voor de Vermisten. Op de vermoedelijke plaats van hun dood werd een memorialboog van witte en rode rozen opgericht, als blijvende herinnering aan hun opoffering.”


Via de D50 zet ik mijn tocht verder en verlaat ik het kleine dorp. Enkele kilometers verder kom ik een groot gebouw tegen aan de rechterkant, dat lijkt op een kloosterhoeve, maar ik ben er niet zeker van. Het gebouw is alleszins imposant. Voordat ik het centrum van Miraumont binnenstap, laat ik het dorp rechts liggen door een veldwegel in te slaan. Via Rue Jean Guilbert, Rue de Puiseux, Rue de la Gare en Rue des Sources verlaat ik Miraumont en duik ik opnieuw onder het spoor door. Ik blijf Rue de Miraumont volgen totdat ik het charmante dorpje Irles tegenkom. Hier heeft de oorlog ook hevig gewoed, maar van die sporen is niets meer terug te vinden, behalve een monument bij de Église Saint-Martin. Via Rue d’en Haut verlaat ik het dorpje en zet ik de laatste kilometers in van mijn tocht. Via enkele veldwegen met prachtige uitzichten over de velden zie ik Achiet-le-Petit in de verte liggen. Ik stap een laatste keer over de sporen van de ‘Ligne de Paris Nord à Lille’ en niet veel later stap ik via Rue des Pâturelles Achiet-le-Petit binnen. Aan de Mairie, het gemeentehuis, staat een infobord over de verdienste van het dorp. Na het lezen van het bord wandel ik naar mijn wagen. Moe en voldaan neem ik afscheid van mijn marathon en de slagvelden en keer ik vol emotie en tevredenheid terug naar huis.


"De gemeente Achiet-le-Petit, gelegen in het departement Pas-de-Calais, werd zwaar getroffen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Door bombardementen van kanonnen en vliegtuigen werd het dorp volledig verwoest. Ondanks hun verliezen toonden de inwoners tijdens de Duitse bezetting en onder constant artillerievuur een bewonderenswaardige standvastigheid en moed. Als erkenning voor deze daden ontving de gemeente Achiet-le-Petit de Croix de Guerre 1914-1918 met palm. Dit eerbetoon werd officieel toegekend op 24 september 1920 en wordt herdacht met een plaquette die op 11 november 2020 werd ingehuldigd door de burgemeester en de gemeenteraad."

 

Tot een volgende keer!




Comentarios


Post: Blog2_Post
bottom of page