top of page

Etappe02 Western Front Way Oud-Stuivekenskere - Boezinge

Bijgewerkt op: 12 dec. 2021

28,03 ─ ↑↓ 35m

Percentage verhard: 80% verhard

Startplaats: Onze-Lieve-Vrouwehoekje, Oud-Stuivekenskerke

Aankomst: Parking Randweg, Boezinge

Vervoer: Drop off / Pick up

Hike: Solo


“Vandaag honderden zeven jaar geleden op vier december 1914 werd er zware slag geleverd rond de Ijzer. Een Duitse aanval vond plaats in Sint-Jacobskapelle, een voltreffer verwoeste de voormalige Sint-Jacobs kerk. Enkel de puntgevels van het westportaal, het oostkoor en de scheibogenarcade bleven overeind. De aanval werd door de Belgen afgeslagen en alle waardevolle kerkstukken werden in veiligheid gebracht. De ruïne van de kerk werd gebruikt als uitkijkpost.”

Als extra dimensie wandel ik enkel op data die een gebeurtenis onthullen die plaatsvond in de Eerste Wereldoorlog. Zo wordt mijn wandelervaring langs de Western Front Way nog meer geprikkeld. Normaal ging ik vandaag niet alleen op pad maar door omstandigheden kon Fabian V. er vandaag niet bij zijn. Ik word door mijn lieve vrouw keurig afgezet aan het Onze-Lieve-Vrouwehoekje in Oud-Stuivekenskerke. De plaats waar ik de eerste etappe eindigde. Ik beloof, zoals gewoonlijk, dat ik voorzichtig zal zijn en vertrek op mijn avontuur.


Meteen na aankomst aan de oorlogssite van Oud-Stuivekenskerke houd ik halt om alles aandachtig in me op te nemen. Op de vorige etappe was het immers te donker om nog iets waar te nemen. Ik stap rond de kapel waar er herdenkingsstenen staan voor alle regimenten die meegevochten hebben aan ‘de slag om de Ijzer’. Ik bemerk ook dat mijn bataljon waarbij ik als beroepsvrijwilliger gelegerd was er ook bijstaat, het 5de linieregiment, nu Bevrijding vijfde linie. ‘Trouw en Trots, Versagen niet, Verslagen nooit’ is het motto dat ik nooit vergeten zal. Ik begeef me naar de toren om een kijkje te nemen waar de fronten zich juist bevinden. Al snel volgt een domper op de vreugde want er is dikke mist en ik kan amper honderd meter ver kijken.


“Na de slag om de Ijzer eind oktober 1914 stabiliseert het front. Het front loopt dwars door de gemeente Stuivekenskerke dat geheel blank staat. Enkel de hoogste punten waaronder Oud-Stuivekenskerke worden in gebruik genomen als voorposten. Deze voorposten worden verbonden door loopbruggen of passerelles. Deze moeten voortdurend hersteld worden omdat ze constant onder vuur genomen worden. De voorposten aan de Ijzer zijn een mikpunt voor de vijand en dus de meest levensgevaarlijke plaats om te patrouilleren.”


Ik verlaat de voorpost en stap richting Diksmuide, nog geen vijf minuten later voel ik de eerste regendruppels. De weerman had me nochtans een droge voormiddag beloofd. Ik wandel door de velden met een wit canvas als uitzicht. Eenmaal aan de Ijzer gekomen, gaat het naar rechts. Tussen twee woningen in staat het monument van de twee petroleumtanks. Hier houd ik even halt want het begint zowaar te gieten. Ik trek een lichte regenjas aan en neem er ook mijn paraplu bij. Doorweekt als een zompig kieken kom ik aan de Dodengang. Normaal zou ik het openlucht museum bezoeken maar in deze tijd van het jaar is het enkel dinsdag en donderdag te bezoeken. Dit zal voor een andere keer zijn. Ik blijf de Ijzer volgen, ze staat op springen, tot aan de Ijzerlaan. Hier steek ik de Ijzer over en volg haar stroomafwaarts tot aan de Handzamevaart.


‘De Dodengang


De gang zo diep als men graven kan

De gang die ons leven behoudt

De gang die voor een doorbraak zorgt

De gang leidend naar Petroleumtanks

De gang met zicht op water en vijand


De gang der verveling en ontbering


De gang waar ratten domineren


De gang die lijken herbergt


Gevangen tussen de Ijzer en de moordende Pinhelmmachine

Wachtend in wakke leegten… een gewisse verlossende dood


De Dodengang’


©Jelle Dermont


Ik blijf de Handzamevaart volgen doorheen het centrum van Diksmuide. Ik stap op de Kleine Dijk en maar goed ook want aan de overkant is het wandelpad een vaarroute geworden. Iets verder steek ik de vaart over. Op de Vismarkt staat nog een restant van de vroegere overkapping met tafels waar men de vis klaarmaakte voor verkoop. Via de Sint-Niklaasstraat kom ik aan de kerk die ik jammer genoeg niet kan bezoeken of ik moet een begrafenis bijwonen. Verder gaat het over de markt van Diksmuide waar ik de toeristische dienst een bezoekje breng. Ik leg uit aan de baliemedewerker wat mijn plannen zijn en vraag haar of ze een stempel wil zetten in het logboek. De stempel nu staat mooi te pronken in het boek. Via de winkelstraat kom ik uit aan het Italiëplein dat ik dwars en dan de Ijzerlaan vervolg om zo de Ijzer terug over te steken.


“Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog werd de stad Diksmuide in de as gelegd tijdens de Slag om de IJzer. De Belgen streden naast de Fransen tegen de Duitsers die de zee wilden bereiken. In maart 1919 begint Diksmuide puin te ruimen. Het breekt twintigduizend vierkante meter beton op en er wordt honderdvijfennegentigduizend vierkante meter aarde verplaatst. In het centrum van Diksmuide wordt drieduizend ton granaten en shrapnel gevonden. Uit het puin kan de stad zestien miljoen bakstenen recycleren. De oorlog is één maar een wederopbouw van een stad dat met de grond gelijk gemaakt is, is nog heel wat anders.”


Ik word verwacht bij ‘Museum aan de Ijzer’ of zoals het vroeger heette ‘IJzertoren’. Het twee uur durende bezoek is zeker de moeite waard. Een nat maar prachtig zicht over de Ijzervallei van op het dak van de toren. Daarna volgt een ‘Chronologische afdaling’ gedurende de Eerste Wereldoorlog tot ik terug aan de balie kom. Een zeer vriendelijke baliemedewerker heeft goed op mijn rugzak gepast waar ik nu mijn logboek uit tevoorschijn haal. Ik doe wederom mijn verhaal en de dame is vol bewondering en wenst me zeer veel succes. Ik vraag haar ook nog naar een stempel, uiteraard wil ze het logboek met het silhouet van de Ijzertoren bestempelen. Intussen is het gestopt met regenen, gelukkig. Ik verlaat de site en zet mijn weg verder langs de Ijzer.

Ik kom aan een kapel en besluit hier even mijn lunchpauze te nemen. Eten in een kapel vind ik altijd bijzonder. Ik ben helemaal niet gelovig maar ik voel toch steeds dat ik bekeken wordt ook al zit ik er alleen. Ik bedank mijn onzichtbare bespieder en ga verder over het front richting de Vliegenierskapel. Het is nu anderhalf jaar geleden dat ik hier passeerde en de kapel is nog steeds niet aangepakt. Ik schaam me diep, dat zo een monument met zo een verhaal zo komt te verloederen, echt intriest.


“Herdenkingskapel de Goussencourt of in de volksmond, de Vliegenierskapel. De kapel is in 1923 opgericht op initiatief van Graaf Stanislas Théodoor de Goussencourt en zijn vrouw ter nagedachtenis van hun zoon, graaf Paul de Goussencourt. In mei 1917 was er in deze omgeving een zwaar luchtgevecht. Paul, Sergeant-Vliegenier, zat in het verliezende vliegtuig en stortte op de plaats waar de kapel staat neer. Hij liet hier het leven, hij blijft voor eeuwig vijfentwintig jaar.”


Na een groet gebracht te hebben aan de kapel stap ik weer verder en kom al snel aan in Sint-Jacobskapelle. Het dorp waar dit verslag en vooral de datum van mijn stap dag om draait. Ik ben hier nu al meerdere malen gepasseerd, als ik het goed heb is dit mijn vierde keer. Nog steeds weet het dorp mij te charmeren. Ik stap naar de Sint-Jacobskerk en neem even de tijd om naar de Belgische oorlogsgraven te zoeken. Al snel kom ik aan het graf van Louis Delputte, een Flamingant aan de zerk te herkennen. Wat ik erg frappant en zeer betreurend vind, is de datum waarop deze held sneuvelde. Hij sneuvelde op kerstavond 1914, de avond waar in vele sectoren een verbroedering plaatsvond. Helaas was dit voor Louis niet het geval.


Iets verder kom ik de Ijzer terug tegen die ik voor vier kilometer zal blijven volgen. Je zou denken dat dit een saai stukje is maar het tegendeel is zeker te bewijzen. Dit deel van mijn etappe geeft een extra dimensie aan mijn tocht. Ik waan me bijna in de onderwaterzetting van eind oktober 1914 maar dan in december 2021. Zover het oog kan rijken zie ik aan de linkeroever niets anders dan water. Enkel de bovenste tien centimeter van de weidepalen komen boven het water uit. Ongeveer in de helft van die vier kilometer kom ik ‘Villa Marietta’ tegen. De dame die er tijdens de Eerste Wereldoorlog woonde speelde een belangrijke rol in het dagelijkse leven in die tijd. De villa mag er heus wezen, prachtig en idyllisch, charmant maar toch statisch. Uiteindelijk kom ik uit aan de monding van het Kanaal Ieper-Ijzer. Ik laat de Ijzer achter mij, hier eindigt de slag om de Ijzer en zet het front zich verder richting Ieper.


“In de ‘Villa Marietta’ woonde in 1914 de achtenzeventig jaar oude douairière Favarger de la Faverge. Geboren te Nieuwkapelle op 10 oktober 1836 en gestorven te Brussel op 25 september 1927. Een dame met standing maar toch kwamen soldaten in nabijgelegen stellingen haar vergezellen. Onder de soldaten was zij beter gekend als Madame Tack. Waar ze kon, vertroetelde ze ‘haar soldaatjes’ en bevoorraadde hen met haar ezel Paula. Dit waren voornamelijk sigaretten en voedsel, de twee belangrijkste producten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Men zou er een moord voor gepleegd hebben, neem me niet kwalijk om mijn zwarte humor. Echter was deze bevoorrading niet van de poes aangezien de Duitsers stelling hadden aan de overkant van de Ijzer, het Blankaartkasteel was hun uitvalsbasis. Madame Tack kreeg daarom op 20 juni 1916 het Ridderkruis van de Orde van Leopold II. Madame Tack bleef aan het front wonen tot haar villa onbewoonbaar werd in 1917.”


Ik steek de Ijzer een laatste keer over en merk meteen dat de weg afgesloten is voor verkeer omwille van de hoge waterstand. Ik vraag aan enkele wandelaars die uit die richting komen of wandelaars door kunnen. Waarop ze me gerust stellen en dat er geen overlast te bespeuren valt. Ik stap nu enkele kilometers langs het beruchte kanaal en de uitzichten zijn subliem, zoveel overstroomd gebied! Niet te geloven. Ik kan her en der wilde zwanen spotten en een vlucht Grauwe Ganzen die alarm slaan. Een hels lawaai, de zwanen zullen een ongepaste opmerking gegeven hebben zeker? Ik kom aan ‘De Boot’ waar de Ieperlee uitmondt in het kanaal, nu niet te zien vanwege het hoge water. Hier aan de brug is het randje-kantje en dreigt het kanaal over het randje te glippen.


Via de brug steek ik het kanaal over richting Noordschote om dan na honderd meter links af te slaan. Ik moet echter rechtsomkeer maken want Mozes heeft het water voor mij niet willen splitsen. Ik besluit via de andere oever verder te gaan en gelukkig staat er daar geen water. Het enige verschil is dat ik nu op een verhard pad stap wat uiteindelijk geen verschil maakt voor het uitzicht. Ik stap hier aan het Duitse front en besluit even te gaan kijken op een pas bewerkte akker. Ik heb ‘geluk’ want ik vind zowaar een Franse tijdontsteker. Voorzichtig steek ik hem in de rugzak als souvenir, voor alle duidelijkheid, ik heb enige ‘knowhow’ hoe met zulke objecten om te gaan. Ik weet wat ik kan oprapen en wat ik moet laten liggen en markeren.


“De ontsteker die ik vond is een typisch Frans spiraalbuissysteem. De tijd wordt ingesteld door aan de ontsteker te draaien. De ontsteker bestaat binnen uit een spiraal met kruit. Hoe langer de spiraal, hoe langer de tijd tot de explosie. Wanneer de granaat wordt afgeschoten, stoot een slagpen tegen een slaghoedje die het kanaaltje laat opbranden. Tijdens het opbranden van het kruit, ontstaan in de ontsteker gaatjes door het smelten van het lood waarmee die zijn dichtgemaakt. Deze gaatjes zorgen ervoor dat de gassen die vrijkomen van de branding kunnen ontsnappen zodat het brandende kruit niet kan doven door zuurstofgebrek. De Belgen zouden de ontsteker ook hebben toegepast op hun granaten. De granaten zelf waren Franse 75mm granaten voorzien met deze Franse ontsteker.”


Blij als een gieter met mijn vondst stap ik verder tot ik aan het gedenkteken van de Gebroeders Van Raemdonck kom. Hier stop ik even om mijn respect te gaan betuigen en een herdenkingskruisje te plaatsen. Aan de brug van Steenstrate steek ik het kanaal opnieuw over en kan ik de originele trail terug volgen.


“’In een rit op de eerste lijn van den vijand hadden beiden zich allerprachtigst gedragen. Onder een ijselijk bombardement keerden de mannen terug, na volbrachte taak. Tot aan den IJzer kwam Edward en keek met zijn vlammende oogen rond... Doch zijn broeder niet ziende op de plaats der afspraak weigert hij over den IJzer te komen, en de reeds volbrachte heldenfeiten zal hij nu spontaan bekronen met zijne ideale broederliefde. Te midden het afgrijselijkste kanonvuur gaat hij op zoek naar zijn broeder... Wat is er toen gebeurd? Achttien dagen nadien tusschen onze en de vijandelijke lijnen vond men beide in elkaars armen liggend voor eeuwig... dood.’ De pakkende tekst op het doodsprentje van de gebroeders Van Raemdonck. Twee flaminganten die pas op 13 april, 19 dagen na hun dood, werden begraven. Hun lijken werden bovendien in september 1917 bij een Frans offensief omgewoeld en stukgeschoten.”


Iets verder kom ik aan Boezinge sas, de kracht van het water is hier echt goed te zien. De sluis is dicht maar de overloop is een kolkende rivier geworden. Ik steek het sluiscomplex over en krijg de laatste kilometers in zicht. Ik word als het ware getrakteerd op onverharde paden maar in Boezinge zijn ze bekend om hun klei dus mijn schoenen worden bepakt en wegen lood als ik mijn vrouwtje zie staan op de parking aan de Randweg van Boezinge centrum.


Het is een etappe om U tegen te zeggen en zeker in dit weer. Veel, echt veel geschiedenis te rapen en bovendien dankzij de ‘onderwaterzetting’ geen ‘saai’ landschap. Op naar etappe drie!



182 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
Post: Blog2_Post
bottom of page