top of page

Etappe08 Western Front Way Loos-en-Gohelle - Souchez

27,02km ─ ↑↓ 342m

Percentage verhard: 60%

Startplaats: Place de la République, Loos-en-Gohelle

Aankomst: Place de Kinsington, Souchez

Vervoer: Wagen en plooifiets

Hike: Solo


Oh nee, het weer voor zondag ziet er niet al te best uit. De annuleringen komen mondjesmaat binnen. Het ziet ernaar uit dat ik deze etappe op mijn eentje zal moeten ondernemen. Ik ben al vroeg uit de veren en het eerste wat ik doe is het weerbericht raadplegen. Helaas zijn er geen veranderingen in de voorspellingen voor wat een kletsnatte dag zal worden. Ik laat me zeker niet ontmoedigen en maak rustig mijn rugzak klaar. Wanneer ik de deur achter me dichtsla, euhm met een zucht dichttrek, is het nog kurkdroog. Zou het dan toch een storm in een glas water worden? Nee, toch niet want wanneer ik Roeselare binnen rijd, begint het al te spetteren. Het begint zelfs te gieten en ik denk er even aan om mijn kar te keren. Maar het mannetje op mijn linker schouder maant me aan om door te zetten en zeker niet op te geven voor een paar druppels. Wanneer ik in Frankrijk arriveer is het opnieuw gestopt met regenen. Op enkele spatten na kan ik relatief droog uit de wagen stappen nadat ik deze geparkeerd heb in Souchez. Ik ben alleen, dus ik moet mijn geplooide gedrocht uit de wagen halen. Na wat sukkelen, het is weer even geleden natuurlijk, krijg ik mijn plooifiets gladgestreken en kan ik vertrekken naar Loos-en-Gohelle.

De eerste kilometers fietsen gaan behoorlijk goed en voorlopig regent het nog geen oude wijven. Wanneer ik in de buurt van Loos-en-Gohelle kom, worden de hellingen net iets steiler. Het toppunt ligt op de helling van Rue d’Alsace aan ‘Acien site minier de la fosse 11-19 de la Compagnie des Mines de Lens’. Mijn hart sloeg meteen in mijn keel en mijn ademhaling liet mijn longblaasjes barsten. Maar koppig als ik ben, wil ik niet opgeven en duw ik door tot ik de top bereik. Nu krijg ik de tweeling terrils te zien en denk ik bij mezelf ‘gelukkig moet ik deze niet trotseren met dit onding’. Nog even doorbijten en dan kan ik mijn ijzeren kreng aan de ketting hangen. Ondertussen begint het te gieten en haast ik me naar een afdak aan het gemeentehuis van Loos-en-Gohelle. Hier kan ik even uitblazen alsook mijn rugzak en regenjas opnieuw fitten. Nadat mijn hartslag onder controle is, kan ik aan de aanlooproute van de wandeling beginnen.


‘De eerste werken aan de site en aan schacht nummer elf werden gestart in 1891 net ten zuiden van Loos-en-Gohelle. Het gat van de mijn bevindt zich op een hoogte van vijfenzeventig meter boven de zeespiegel. Dit niveau bracht enkele problemen met zich mee, de belangrijkste was het pompen van grondwater. Op de site van schacht nummer elf werden vier pompen geplaatst met buizen met een diameter van vijfenvijftig centimeter. Deze vier pompen hadden een debiet van zevenhonderdduizend liter per uur. De kolenlaag bevindt zich op een diepte van honderdzestig meter. De mijn is vernoemd naar Pierre Destombes, de directeur van het bedrijf. Tijdens de Eerste Wereldoorlog lag het centrum van Loos-en-Gohelle voornamelijk in Duits gebied. De tweeling terrils werden door de Duitsers gebruikt als observatieposten en schacht nummer elf lag net aan het front. De site zelf werd geheel verwoest tijdens de slag bij Loos die plaatsvond van 25 september tot 8 oktober 1915. Het ondergrondse gedeelte bleef grotendeels gespaard en werd net na de oorlog terug opgestart. De mijnen van Loos-en-Gohelle sloten in 1986 de deuren.”


Ik stap door de Rue Jean Baptiste Roussel en aan Chemin des Ruelles sla ik links af. Vanaf deze straat begint de officiële route. De regen gaat over in miezer maar het water loopt toch langs de straat richting het dorp. Na een halve kilometer langs Chemin des Ruelles sla ik rechtsaf in een veldwegel zonder naam. In de verte zie ik de eerste militaire begraafplaats van vandaag. Na anderhalve kilometer beginnen mijn kuiten toch nat te worden door het opspattende water. Ik sla linksaf om de militaire begraafplaats te bezoeken en wanneer ik er aankom, ga ik direct naar het register om te schuilen. Allereerst doe ik een regenbroek aan zodat het water niet in mijn schoenen gaat lopen. Daarna blader ik door het register om Alexander Douglas Gillespie op te zoeken. Ondertussen heb ik zijn boek ‘Letters from Flanders’ gelezen en heb ik de geschiedenis van zijn deelname aan de Eerste Wereldoorlog doorgenomen. Wanneer ik zijn naam zie staan, krijg ik het toch wat moeilijk want het is precies of ik deze held goed ken. Ik bezoek het paneel waarin zijn naam gegraveerd staat en hier laat ik dan ook een herinneringskruisje met zijn naam achter. Ik neem de tijd om even langs alle muren van de begraafplaats te struinen zodat ik alles goed in mij op kan nemen.


"Alexander Douglas Gillespie werd het slachtoffer op de eerste dag van de slag bij Loos. Op 25 september 1915 nam hij het bevel over zijn compagnie. Ze staken niemandsland over richting de Duitse stellingen, Hohenzollernwerk of redoute, in de buurt van Cuinchy. Volgens ooggetuigen was Alexander de enige officier in de tweede divisie die de Duitse loopgraven bereikte. Zijn compagnie werd neergemaaid door de mitrailleurs die zich in de redoute bevonden. Alexander zijn lichaam is nooit teruggevonden. Zijn naam wordt herdacht op panelen 125-127 op de muren van Dud Corner Cemetery en Loos Memorial to the Missing. Dud Corner Cemetery heeft zijn naam te danken aan de vondst van ontelbaar veel blindgangers na de wapenstilstand. ‘Dud’ is de naam die de Britse soldaten gaven aan een blindganger, een niet geëxplodeerde granaat. Hier liggen bijna tweeduizend helden begraven, voornamelijk gesneuvelden die tussen 25 september en 8 oktober 1915 het leven lieten tijdens de slag bij Loos. Vermoedelijk liggen hier de helden die samen met Alexander Douglas op 25 september 1915 een aanval deden op de Hohenzollernwerk. Maar er liggen ook enkele helden die sneuvelden in 1917 toen de Canadezen een aanval uitvoerden op Hill70.”


Ik verlaat de begraafplaats met een voldaan gevoel. Ik heb mijn held gevonden en bezocht met zijn boek in mijn handen. Dit zal ik in de toekomst nog meer gaan doen tijdens wandelingen en hopelijk kan ik zijn verhaal vertellen aan mensen die met me mee zullen stappen. Ik stap verder over de veldwegel zonder naam richting de Britse loopgraven waarvan je helaas niets meer kan zien. Aan de bekende Chemin de Bully sla ik linksaf en wandel ik het centrum van Bully-les-Mines binnen. Ik kijk recht tegen de terrils ‘Terril Lavoir de Mazingarbe’ aan. Wanneer ik de D165 tegenkom, besluit ik om mijn route aan te passen. De officiële route loopt evenwijdig met de D165 en dat vind ik gevaarlijk en eerder saai. Ik besluit om dit traject te overbruggen via de terrils. Met dit weer is deze route wel een uitdaging en een avontuur op zich. Via singletracks bereik ik min of meer de top maar door het slechte weer is er niets te zien. Wat ik onder meer gezien heb op weg naar de top is een uitgebrande Renault Clio RS. Aan de geur te ruiken was dit incident nog geen week oud. Hoe de chauffeur überhaupt tot hier raakte blijft voor mij een raadsel. Op weg naar beneden kan ik enkel maar aan het afval denken dat hier vroeger gedumpt werd. Zou het puin van de wederopbouw hier gedumpt zijn? Nog een raadsel dat me bezig houdt onderweg. Een kilometer verder in het centrum kom ik de plaatselijke begraafplaats tegen. De nieuwsgierige ik neemt er een kijkje en mijn nieuwsgierigheid wordt beloond. Hier liggen enkele Fransen en Britten begraven die ik natuurlijk ook een bezoekje breng. Van buitenaf gezien is het een opvallende begraafplaats aangezien de buitenmuren gedrapeerd worden door weldoordachte graffiti. Via de voetgangersbrug steek ik de sporen over en ook hier werd er kunst uit een blikje gespoten. Ik passeer ook nog enkele klinkende straatnamen: als eerste is er Avenue Alfred Josien, een verzetsstrijder die hier gefusilleerd werd door de Duitsers in 1944. Als tweede Avenue Henri Dambrine, een verzetsstrijder die tijdens zijn deportatie vermoord werd op 1 januari 1945. Ik steek de A21 over en aan Aix-Noulette Communal Cemetery Extension neem ik een middagpauze aan het register waar ik kan schuilen en bezinnen.


“Aix-Noulette Communal Cemetery Extension werd voor het eerst gebruikt door Franse soldaten in de eerste helft van 1915. Er liggen hier vijfhonderdentwee Franse soldaten begraven. In februari 1916 werd het overgenomen door Commonwealth troepen. Hier liggen zevenhonderdnegenenveertig Commonwealth soldaten begraven waarvan er eenenzestig niet geïdentificeerd zijn. Twee Canadese soldaten werden ter dood veroordeeld of ‘shot at dawn’ zoals ze deze veroordeling ook wel te woord brachten. De twee veroordeelden zijn Private Gustave Comte en Private Joseph La Lancette. Vier dagen na Gustave Comte zijn aankomst in het Verenigd Koninkrijk in juni 1916 werd hij een week opgesloten omdat hij ongeschoren meedeed aan een parade. Deze straf werd de dag erna verdubbeld omdat hij zijn uniform niet reglementair droeg tijdens een verplichte parade. Op 29 december 1916 werd hij veroordeeld tot een veldstraf wegens ongeregeld gedrag tijdens zijn dienst als schildwacht. Vier dagen later was hij zes uur vermist wat resulteerde in nog eens zeven dagen veldstraf. Begin april 1917 op de dag voor de aanval op Vimy Ridge sloeg hij op de vlucht, de militaire politie kon hem pas een maand later vatten. Hiervoor werd hij ter dood veroordeeld wegens desertie en geëxecuteerd op 3 juli 1917. Joseph La Lancette was op weg naar de loopgraven om er te werken aan de borstweringen maar kwam er nooit aan. Na een dag werd hij gevonden en gestraft door twee dagen soldij in te trekken. Vlak voor Kerstmis 1916 verliet hij de loopgraven voor vier uur zonder bevel. Hiervoor kreeg hij veertien dagen veldstraf. Na deze veldstraf werd hij ziek en werd hij afgevoerd naar een veldhospitaal. De dag nadat ze hem uit het veldhospitaal ontslagen hadden, kwam hij niet opdagen in zijn toegewezen compagnie. Hiervoor werd hij wegens desertie ter dood veroordeeld en samen met zijn Canadese kompaan op 3 juli 1917 geëxecuteerd.” Na mijn middagmaal stap ik nog even naar het Cross of Sacrifice om er een herdenkingskruisje achter te laten. Ik breng ook een bezoek aan het oude gedeelte van de begraafplaats met enkele bijzondere zerken. Hier liggen ook enkele Franse militairen begraven die sneuvelden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik stap verder richting de Autoroute des Anglais maar voor ik hier onderdoor wandel stop ik even aan een infobord. Het gaat over het oude gebouw tegenover de begraafplaats, het zou om een zeepfabriek gaan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden de zeephallen en magazijnen gebruikt om de kisten van gesneuvelden op te slaan om naderhand te begraven op de begraafplaats.

Ik duik onder de autoweg en stap richting het centrum van Aix-Noulette. Een pittoresk dorpje als je de snelwegen wegdenkt en naar de kerk kijkt. Via Rue l’Abbé, Rue René Lantoine, Grand Ruelle en Voie des Anciene Combattants verlaat ik het centrum. Ik verlaat ook meteen de gebetonneerde wereld. Via Chemin de la Grade Ruelle stap ik door een bos, het geeft rust na de drukte van de mijndorpen. Het regent nog steeds pijpenstelen en door bosbeheerwerken liggen de paden er erg modderig bij. Ik stijg tot op een hoogte van honderddertig meter boven de zeespiegel. Wanneer ik links afsla word ik beloond met een prachtig uitzicht, zelfs met dit regenachtig weer is het adembenemend. Ik sla nog eens links af om Bois-de-Noulette British Cemetery te bezoeken.


“Ten zuiden van de gemeente Aix-Noulette ligt een kleine begraafplaats die vernoemd is naar het bos gelegen op de heuvelrug. Bois de Noulette British Cemetery werd aangelegd door veldambulanciers tussen april 1916 en mei 1917. Vele gewonde soldaten lieten het leven onderweg naar een veldhospitaal. De gestorven helden werden dan ter plaatse begraven of op kleinere begraafplaatsen te rusten gelegd. Hier liggen honderddertien Britse soldaten, vooral mannen van de Royal Navy maar ook twee helden van het Machine Gun Corps. De begraafplaats telt ook achttien Canadese slachtoffers. Een graf dat voor mij in het oog sprong is dat van Victor William Withers, hij was een second Lieutenant bij het Machine Gun Corps. Hij sneuvelde op 6 juli 1916 en wat mij opviel is zijn epitaaf op het graf. De epitaaf is in het Frans en er staat te lezen ‘Pour l'Humanite Pour la Patrie’.”


Ik wandel verder tussen twee heuvelruggen, rechts van mij zie ik de torens van Nécropole Nationale de Notre-Dame de Lorette uitsteken. Het hoogtepunt van de dag komt steeds dichterbij. Aan de kruising sla ik rechts af en mag ik aan een heuse beklimming beginnen. Het water en de modder stromen naar beneden. De klei die vermengd is met stukjes krijt plakt aan mijn schoenen waardoor ik nagenoeg geen grip heb. Het pad ligt wat verzonken in de helling en op de flanken van de holle weg zie ik de restanten van kraters. Ik vermoed dat dit pad een functie had tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ik begin te mijmeren en beeld me in hoe die mannen hetzelfde pad moesten nemen om naar de eerste linie te lopen. Waarschijnlijk ook in de regen of in barre, winterse omstandigheden. Met die gedachten krijg ik een krop in de keel en krijg ik een vreemd gevoel wanneer ik bijna op de heuvelrug aangekomen ben. Ineens schieten de tranen me in de ogen als ik aan die mannen denk die hun vrouw en kinderen moesten achterlaten om in een vreemd land te gaan vechten of zelfs te sterven. Boven op de heuvelrug sla ik links af richting de Franse begraafplaats. Hier stap ik op een honderdtachtig meter hoogte en krijg ik echt een mooi zicht op Ablain-Saint-Nazaire. De weg is volledig ondergelopen en ik wandel door het slijkwater. Ik kom aan de oude ingang van de begraafplaats en mijn mond valt letterlijk open, wat is dit indrukwekkend. Ja hoor daar zijn de tranen weer, ik kan me amper bedwingen. Het museum laat ik voor vandaag links liggen. Ik wil de uitbaters niet lastigvallen met mijn slijkerige schoenen en mijn nat pak ‘grinnik’. Ik bezoek de begraafplaats en de Anneau de la Mémoire. De basiliek houd ik voor het laatste. Wanneer ik verder stap moet ik toch even bekomen, deze plek heeft een ongelofelijke indruk nagelaten.


“Op de heuvel was in 1915 al een kleine begraafplaats ingericht. Na de oorlog besloot men deze plaats in te richten als herdenkingssite voor de gesneuvelden. De begraafplaats werd vergroot met Franse gesneuvelden die werden overgebracht uit meer dan honderdvijftig kleinere begraafplaatsen afkomstig van het front van Artesië, het IJzerfront en de Belgische kust. Een basiliek en een lantaarntoren werden hier opgetrokken in de jaren 20 naar het ontwerp van de architect Louis Marie Cordonnier uit Lille. Maarschalk Pétain legt de eerste steen van de lantaarntoren op 19 juni 1921. Op 2 augustus 1925 werd deze lantaarntoren ingehuldigd door premier Paul Painlevé. De basiliek is opgetrokken in Neo-Byzantijnse stijl. De glasramen en de fresco’s binnen in de basiliek beelden naast oorlogstaferelen ook de religieuze en vaderlandse geschiedenis van Frankrijk uit. De binnenmuren werden door nabestaanden bekleed met herdenkingsplaten ter ere van gesneuvelde soldaten. Op de begraafplaats liggen veertigduizendzevenvijftig gesneuvelden, waarvan er zes Franse soldaten liggen die gesneuveld zijn in de Tweede Wereldoorlog en één Franse soldaat die gesneuveld is in het Frans – Indochina conflict 1945 – 1954. Ook ligt er één Franse soldaat begraven die sneuvelde in het Frans – Zuid-Afrikaans conflict 1952 – 1962. Er liggen ook nog vierenzestig Russen, één Belg en één Roemeen begraven. Het Anneau de la Mémoire is een indrukwekkend kunstwerk en memorial. Het is een gigantisch ovaal uit cortenstaal die het landschap domineert bovenaan de zuidflank van de heuvel. Het is een soort van ommegang waar men langs panelen wandelt met meer dan vijfhonderdduizend namen van gesneuvelde soldaten. Deze soldaten zijn gesneuveld op het grondgebied Nord-Pas-de-Calais. Alle rangen en landen zijn vertegenwoordigd op de panelen zonder onderscheid te maken en dit in een alfabetische volgorde. Alexander Douglas Gillespie wordt ook herdacht op één van de panelen.”


Ik verlaat de top van de heuvel via een wandelpad dat recht naar beneden loopt met een enorm aantal trappen. Ik daal zo een zestig meter op een lengte van vierhonderd meter. De trappen liggen er nat en glad bij maar ik haal heelhuids het dal. In de omheining van een paardenweide spot ik nog enkele Britse Pigtails. Ondertussen heb ik het officiële pad verlaten en stap ik het centrum van Ablain-Saint-Nazaire binnen. In de verte zie ik de ruïne van de verwoeste kerk. Wanneer ik de overblijfselen van de kerk binnen ga, zijn de sporen van ontplofte shrapnel granaten nog duidelijk te zien. Via een onverhard pad verlaat ik het pittoreske dorpje en stap ik recht op mijn doel af. Ik sla rechts af op Rue Péri Brossolette en stap zo richting het centrum van Souchez. Wanneer ik aan de wagen aankom, is het nog steeds aan het regenen. Moe maar voldaan ontdoe ik me van mijn doorweekte regenkledij. Ikzelf ben helemaal droog en dat is toch straf na acht uur in de regen gestapt te hebben. Ik stap in de wagen om mijn stalen trappedalen te gaan ophalen.


“In oktober 1914 namen Duitse troepen het dorpje Ablain-Saint-Nazaire in. Dit deden ze omdat het strategisch goed gelegen was aan de voet van de heuvelkam Lorette. De Fransen hebben het tevergeefs terug willen veroveren met grote verliezen als gevolg. Gedurende het jaar 1915 hebben de Fransen Ablain-Saint-Nazaire voortdurend gebombardeerd. Van het dorp bleef niets meer over op de ruïnes van de kerk na. Na enkele voltreffers met de Franse 75mm granaten kwam de kerktoren naar beneden. De sporen van shrapnelinslagen zijn tot op de dag van vandaag nog steeds te zien. Je kan zelfs de richting van de afgevuurde granaten inschatten aan de hand van deze sporen.”




Recente blogposts

Alles weergeven
Post: Blog2_Post
bottom of page