top of page

Etappe06 Western Front Way Armentières - Aubers

21,36km ─ ↑↓ 24m

Percentage verhard: 70%

Startplaats: Parkeerplaats sportcomplex Rue des Trois Evêchés 43, Le Bizet

Aankomst: Parkeerplaats kerk Aubers

Vervoer: Wagen

Hike: Rik H., Patrick V., Els V., Daniel D., Chantal V., Christa D., An L., Petra D., Ingrid T., en Wandel Mee Met Mij


Yes, eindelijk is de app van Western Front Way uit gekomen. Ik koop hem meteen en ga direct aan het werk door de eerste etappe van het Franse deel uit te stippelen. Ik laat de zesde etappe beginnen in Le Bizet om toch het gevoel te krijgen België te verlaten tijdens het wandelen. Ik eindig de etappe in Aubers, de route telt dan ongeveer éénentwintig kilometer aan frontgeschiedenis. Nu moet ik nog een datum prikken en liefst zo snel mogelijk, ik sta te popelen! Ik kies voor zondag 22 januari 2023 en kan beginnen aftellen! Normaal stap ik de route ‘Western Front Way’ solo, om zo alles beter in mij op te nemen maar ik wil ook anderen inspireren het front te verkennen. Dus ik maak een event aan via de Facebookpagina van Wandel Mee Met Mij waarna ik dit event deel in enkele Facebook wandelgroepen. Blijkbaar slaat het concept aan want er zijn negen mensen die zich aangemeld hebben om met mij mee te stappen.

We spreken af in Aubers aan de ruime parkeergelegenheid bij de kerk, wat houd ik van Frankrijk als het om parkeergelegenheden gaat ‘grinnik’. Klokslag 0800 uur is iedereen aanwezig en kunnen we overleggen hoe we tien mensen in Le Bizet gaan krijgen. Alles is snel in kannen en kruiken, op naar Le Bizet. Onderweg houden we even halt omdat er een auto op zijn dak in een wel twee meter diepe gracht beland is. Volgens An, die vanmorgen de wagen al tegenkwam en de politie verwittigde, zou het ongeval al dateren van vannacht maar ze wil zeker zijn dat alles in orde is. Na de check-up kunnen we verder rijden en niet veel later staan we geparkeerd aan het sportcomplex van Le Bizet. We brengen alles in gereedheid en het startschot kan gegeven worden, daar gaan we.


Voor mij is het even wennen want het Franse deel van de route is nog niet volledig gemarkeerd. Ik moet dus navigeren met mijn smartphone via de OSMand app, het is vrij snel duidelijk dat dit niet echt simpel is ‘grinnik’. Via een groene long en het stadspark van Le Bizet gaat het richting Armentières. Via sociale woningen en grote appartementsgebouwen begint deze wandeling eerder saai. Maar deze grijze zone heeft hier en daar toch enkele pareltjes waaronder ‘La Lys’ die we oversteken en zo Armentières binnen wandelen. Het gaat verder langs een langgerekt stadspark met de nieuwe coronabankjes, asociale éénzitjes die anderhalve meter uit elkaar staan. Daar doemt de Église Saint-Vaast en Mairie d’ Armentières met de machtige Belforttoren al op. Niet veel later staan we onze ogen uit te kijken op Place du Général de Gaulle, de kerk, het stadhuis en het prachtige monument laten ons watertanden naar meer. Aan het monument ter nagedachtenis van de zonen van Armentières staan we even stil, wat een prachtig beeldhouwwerk!


“Armentiers, zo stond de naam van de stad op de Mercatorkaart uit 1540. Maar de stad werd in 869 al genoemd als Atramentarias. Het maakte deel uit van het graafschap Vlaanderen en lag eeuwenlang op de grens tussen het ‘Nederlands’ sprekende en het ‘Frans’ sprekende deel van het graafschap. In juni 1518 brandde het stadje in vier uur geheel af, van de 1300 huizen bleven er slechts drie gespaard. Het stadje werd in 1668 bij Frankrijk ingelijfd door de Devolutieoorlog. Een successieoorlog tussen Frankrijk en Spanje van 8 mei 1667 tot 2 mei 1668. Ook Rijsels-Vlaanderen kwam in handen van Frankrijk. In de negentiende eeuw werd het een industriestad met een belangrijke textielnijverheid. De stad heeft erg geleden onder de beide wereldoorlogen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog is de stad twee keer door de Duitsers veroverd. Het Oorlogsmonument heeft onderaan een bas-reliëf, aan drie zijden kan je de mobilisatie, de strijd en de terugtrekking terugvinden. Aan de voorkant van het monument staat er een Poilu, een informele benaming voor een Franse infanterist. Naar mijn mening een benaming die lokale burgers aan de soldaten gaven net als de Belgen die de naam piot kregen. De soldaat staat trots met zijn voet op de stervende Duitse adelaar. Onder de soldaat bevinden zich een dame en een kind die de overwinning lijken te vieren. De dame steekt met één hand een krans omhoog naar de soldaat en heeft een palmblad in de andere hand. Het kind staat boven een klaroen en een trommel.”


We verlaten het plein via Rue Sadi Carnot met zijn statige herenhuizen en iets verder houden we nog eens halt aan Église Notre-Dame du Sacré-Cœur. Een prachtige kerk met twee spitsen en een Vlaamse Leeuw in de voorgevel. We vervolgen ons pad tot we het spoor ‘Ligne de Lille aux Fontinettes’ moeten kruisen. Nadat we het spoor veilig overgestoken zijn, komen we een ouderwetse telefooncel tegen, dat dit nog bestaat ‘grinnik’. Via enkele wijken verlaten we het centrum van Armentières. We wandelen onder de E42 door en hier ontdekt An een kunstwerk uit ijs, enkele stalactieten hebben zich gevormd in het hekwerk van de autoweg. Nu komen we in het groen terecht, we volgen de spoorlijn Armentières à Arques die naast het wandelpad loopt. We steken Becque du Biez over en iets verder komen we het eerste persoonlijke oorlogsmonument tegen. Hier blijven we even staan om de informatie borden te bestuderen.


“Chapelle Notre-Dame de Lourdes is hier nu niet meer terug te vinden, ze werd gesloopt door de bouw van de spoorlijn die Armentières met Berguette verbindt. Maar de kapel die ingewijd werd op 27 augustus 1911 heeft de Eerste Wereldoorlog overleefd. De Britse soldaat Arthur Polter bracht zwaargewonde soldaten naar de achterkant van de kapel en dit onder zwaar vijandelijk vuur. De Britten kregen het hier zwaar te verduren tijdens een zware aanval op 10 april 1918, de laatste stuiptrekken van Duitse zijde. Door zijn heldendaad kreeg hij het grootste Britse ereteken, het Victoria Cross.”


Even later verlaten we de spoorweg en nemen we het pad naar links op Rue Dormoire. Hier staat een gebouw waarvan ik denk dat het een voormalig station moet geweest zijn. Het ziet er alleszins zo uit en nog meer, ik denk dat het ooit een stelplaats of werkplaats moet geweest zijn voor de spoorwegen. Maar dit even terzijde want we moeten even doorstappen zodat Chantal, als ik me niet vergis, een plasje kan maken achter een oude schuur. In de verte zie ik al een bunker liggen maar helaas kunnen we er niet bij komen via onze route. We houden even halt zodat Chantal ons kan bijbenen. De zon komt piepen en we besluiten om een groepsselfie te nemen op deze prachtige bevroren plek. Na enkele pogingen om een goede foto te nemen, kan de reis over het front voortgezet worden. We wandelen Fleurbaix binnen, op het eerste gezicht een rustig dorpje met een prachtige kerk. Aan de kerk staan enkele infoborden over Fleurbaix in oorlogstijd, uiteraard de Eerste Wereldoorlog. Aan de foto’s te zien was dit dorp in die tijd niet zo rustig en van de prachtige kerk was er toen geen sprake meer. Het is bijna middag, we besluiten om in de zon te gaan zitten aan de voorkant van de kerk aan Place Jean Le Vasseur. Met smaak eten we onze ‘stutten’ op en tegenover ons bevindt zich een bakkerijtje. Patrick, Els en Ingrid besluiten de bakkerij een bezoek te brengen en komen buiten met een typisch Bretoens gebakje, een Rocher Breton. Een soort van ‘Negerinnen-tet’ maar dan gevuld met chocolademousse.


“De Eerste Wereldoorlog heeft het dorp Fleurbaix enorm hard getroffen. Het dorp werd op 10 oktober 1914 bezet en zes dagen later al bevrijd door Frans-Britse troepen. De Duitsers trokken zich terug in nabijgelegen steden rond het ‘Pays de Weppe’ en bombardeerden continue de Britse stellingen in Fleubaix tot in 1918. Vandaar dat er van Fleurbaix gedurende de oorlog slechts weinig overbleef buiten enkele gevels van de kerk. Fleurbaix lag net buiten het front maar was daarom niet minder gevaarlijk. Toch verbleven de inwoners er met hun kinderen tot het einde van de oorlog. Door deze situatie waren Nieuw-Zeelandse soldaten in 1916 zo geëmotioneerd dat ze de inwoners, voornamelijk de kinderen, cadeautjes kochten voor kerstmis. Op 9 april 1918 verandert het leven van Fleurbaix drastisch, een grote Duitse aanval stoot de geallieerden naar achter. De Duitsers kunnen Fleubaix opnieuw veroveren tot september. Tot op heden zijn er in Fleurbaix nog overblijfselen te vinden die ons aan die periode doen terugdenken.”


We verlaten Place Jean Le Vasseur en wandelen door een smal steegje richting Rue Louis Bouquet. Els doet even zot en poseert voor een winkel waar ze haardvuren verkopen. De naam van de winkel doet haar poseren als een echte GODIN ‘grinnik’. We volgen de ellenlange straat gedurende een dikke kilometer tot we links mogen afslaan op Rue des Bassières richting het eerste militair kerkhof van vandaag. Na een zevenhonderdtal meter slaan we rechtsaf en daar ligt Rue-Petillon Military Cemetery op ons te wachten. We betreden de heilige grond en met alle respect kijken we even rond. Ik plaats een herdenkingskruisje bij één van de twee sikh graven die er liggen. Na wat keuvelen over de oorlog en de begraafplaats stappen we verder.


“Op Rue-Petillon Military Cemetery liggen duizendvijfhonderdeenentwintig doden waaronder zeshonderdvijfentwintig niet-geïdentificeerde helden. Na de wapenstilstand werd de begraafplaats uitgebreid met graven die werden verzameld uit de omliggende slagvelden en uit kleinere ontruimde begraafplaatsen. Één van de twee Sikh graven is het graf van Naik Sundar Singh, hij was een Indiër die de Commonwealth diende voor Indië. Hij zat in het 31ste Regiment Punjabis. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was het 31ste Reg. vooral actief in Mesopotamië, Salonika in Griekenland, Constantinopel in Turkije (het huidige Istanbul) en aan het Westelijke front rond Armentières.”


Een goede kilometer verder komen we bij de volgende militaire begraafplaats aan. We betreden het Le Trou Aid Post Cemetery dat niet omheind is maar door een brede gracht omzoomd wordt. Ik word er werkelijk stil van, mede omdat er twee Franse soldaten begraven liggen tussen de zovele Britse graven. Na het bezoek gaan we weer verder op pad. Via Rue Delvas krijgen we enkele relieken in het oog. Aan een boerderij ligt een smalspoor met dwarsliggers en op elke dwarsligger staat een 75mm obus, ook zien we twee Duitse Mauser lopen en een buis waar ze gaspatronen in afvuurden. Iets verder stappen we over de Britse frontlijn van 19 en 20 juli 1916. We passeren een camping en naast die camping ligt het V.C. Corner Cemetery and Memorial, ook hier betreden we de begraafplaats. Achteraan op de begraafplaats staat een immense witte muur met alle namen van soldaten die hier begraven liggen. Nog geen tweehonderd meter verder komen we aan het Cobbers Australian Memorial met een prachtig beeldhouwwerk van twee Australische soldaten. Nog iets verder staat een klein monument in de vorm van een calvariekruis.


“Het Le Trou Aid Post Cemetery werd gebruikt tussen oktober 1914 en juli 1915 en bevond zich vlak bij een regimentshulppost en een verbindingsloopgraaf naar het front. Tegen het eind van de oorlog werden er reeds honderddrieëntwintig gesneuvelden begraven. Na de oorlog werden hier nog zo'n tweehonderddertig graven bijgezet die werden overgebracht uit de omliggende slagvelden en uit kleinere, ontruimde begraafplaatsen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog lag Fromelles aan het front. Tijdens de Slag bij Fromelles, op 19 en 20 juli 1916, vielen een Australische en Britse divisie de Duitse posities aan. De geallieerden stootten echter op een zware Duitse verdediging en leden zo zware verliezen. Het was de eerste grote actie waarbij in Frankrijk Australische troepen werden ingezet.


V.C. Corner Cemetery and Memorial werd aangelegd na de oorlog, in 1920 en 1921. Een herdenkingsmuur werd er opgericht waarop een duizendtweehonderd namen gegraveerd staan van onbekende gesneuvelden. Vierhonderdentien van deze gesneuvelde Australische soldaten liggen hier begraven.


Het Australian Memorial Park werd speciaal aangelegd voor de zogeheten Cobbers. Moedige soldaten die met draagbaren het veld in gingen om gewonden terug achter het front te krijgen. Er staat een groot beeld van een Cobber, Sergeant Simon Fraser, die een gewonde soldaat op zijn rug draagt. Het is een kunstwerk van Peter Corlett die vooral bekend staat om zijn levensechte bronzen sculpturen. Het beeld is onstaan uit een teruggevonden brief van Simon Fraser. ‘We found a fine haul of wounded and brought them in; but it was not where I heard this fellow calling, so I had another shot for it, and came across a splendid specimen of humanity trying to wriggle into a trench with a big wound in his thigh. He was about 14 stone weight, and I could not lift him on my back; but I managed to get him into an old trench, and told him to lie quiet while I got a stretcher. Then another man about 30 yards out sang out "Don’t forget me, cobber." I went in and got four volunteers with stretchers, and we got both men in safely.’”


Ik laat een herdenkingskruisje achter aan het kruis ter nagedachtenis van Kapitein Paul Adrian Kennedy en zijn vrienden. Enkele kilometers verder wandelen we het centrum van Fromelles binnen en nemen we een afslag naar rechts richting het Musée de la bataille de Fromelles. Dit museum is in haar winterslaap waardoor we het dus geen bezoek kunnen brengen. Iets verder ligt een nieuw aangelegde begraafplaats Pheasant Wood Military Cemetery genaamd, hier liggen tweehonderdvijftig Australische soldaten begraven. We wandelen verder langs de imposante kerk van Fromelles en via Rue de l’ Église verlaten we het centrum. Het gaat verder over Rue de Verdun en Route d’ Aubers waar ik nog even aan een atypische Duitse bunker stop. Ik trek een wandelend sprintje om zo terug bij de groep te komen. Zo stappen we Aubers binnen en voor we het weten zit de fantastische wandeling er weer op. Helaas is de horeca in Aubers gesloten, Frankrijk hé ‘grinnik’. We besluiten terug te rijden naar Le Bizet om daar onze wandeldag af te sluiten in Le Bistrot Gourmand.


“In het begin van de éénentwintigste eeuw werden er bij historisch onderzoek met behulp van luchtfotografie massagraven ontdekt in het Bois du Faisan, Pheasant Wood. Deze massagraven werden door de Duitsers aangelegd om de honderden slachtoffers van Slag bij Fromelles te begraven. In 2009 werden de lichamen opgegraven en konden verschillenden met behulp van DNA-onderzoek geïdentificeerd worden. De Commonwealth War Graves Commission kreeg ondertussen van de Britse en Australische overheid de vraag om een begraafplaats in te richten voor de teruggevonden helden. De begraafplaats werd vanaf januari 2010 in gebruik genomen en op 19 juli, bij de vierennegentigste verjaardag van de Slag bij Fromelles, ingehuldigd.”


Ter ere van dit massagraf dat meer dan negentig jaar verborgen bleef heb ik mijn poëtische knobbel aan het werk gezet.


“Vermist


Gestreden als edelen


Bombardementen Als hagel op vensterglas

Mitrailleur regen Een vergiet was er niets tegen


Doch Pinhelmmachine heeft er van langs gekregen


Fromelles from Hell Missing in Pheasant Wood


Herrezen in tweeduizendennegen Met tweehonderdvijftig te rusten gelegen


© Jelle Dermont”


Het was me een waar genoegen de nieuwe gezichten te leren kennen en mijn beperkte kennis over de Eerste Wereldoorlog te delen. Ook zij die me al eerder vergezelden draag ik op beide handen, dank jullie wel en tot een volgende keer!



Met dank aan Patrick V. en Ingrid T. voor de geleverde foto's.

Recente blogposts

Alles weergeven
Post: Blog2_Post
bottom of page