↔17,56km ─ ↑↓ 85m
Percentage verhard: 70% verhard
Startplaats: Boezingebrug, Boezinge
Aankomst: Palingbeek, Ieper
Vervoer: Drop off / Pick up
Hike: Solo
Vandaag sta ik voor de finale etappe van de GR131, altijd een speciaal gevoel om een route volledig te hebben bewandeld. Men zegt echter dat een GR-route pas volledig gewandeld is in vier seizoenen en in de twee richtingen. Dat zou dan acht keer zijn, ik ben blij dat ik niet ZO maniakaal ben. Mijn vrouw is weer in haar nopjes, dat is ze wel vaker, want ze wil me aan mijn startpunt droppen.
Ik start in Boezinge, een dorpje dat tot Ieper behoort dus de eindmeet ligt binnen het bereik. Ik start vanaf de parking aan de Boezingebrug en trek het centrum in. Echter is er niet zo veel te zien en al gauw beland ik op Lijn 63, een oude spoorwegberm die nu dienst doet als fietspad. Twee kilometer lang sleur ik me verder over een stoffig fietspad te midden van velden. Aan de horizon zie ik de kerktorens van Ieper al opdoemen. Het is er bloedheet en ik verlies veel, veel water.
“Lijn 63 werd iets later aangelegd dan de meeste andere in de provincie West-Vlaanderen. Het was de maatschappij 'Oostende-Armentières' die de vergunning had verkregen. Zij planden een lijn vanaf Oostende over Torhout, Kortemark naar Ieper en verder naar Waasten, waar men de grens (de Leie) overstak richting Armentières. Er zou ook een korte dwarsverbinding komen tussen Waasten en Komen (op de lijn 69). De sectie Armentières-Waasten en de verbinding met Komen werden daadwerkelijk aangelegd door de spoorwegmaatschappij Oostende-Armentières als zijnde spoorlijn 67. Omdat de West-Vlaamse Spoorwegmaatschappij echter concurrentie vreesde, mocht het lijngedeelte Ieper-Waasten uiteindelijk niet aangelegd worden. Zodoende is de rechtstreekse verbinding Oostende-Armentières er nooit gekomen.”
Na het zweten op Lijn 63 kom ik aan op de Diksmuidseweg, een gevaarlijk drukke weg zonder zebrapad, hier is het dus opletten geblazen. Ik slalom tussen de razende wagens door en kom heelhuids aan de overkant waar ik snel het Essex Farm Cemetery bezoek. Een waarlijk prachtig onderhouden militair kerkhof. Alle bloemen staan er in bloei, het is echt genieten. Ik neem zelfs mijn eerste pauze op een marmeren bank. Ik krijg nu zicht op de enorme arduinen zuil, een monument opgericht voor het British 49th West Riding Division. Natuurlijk ga ik er ook een kijkje nemen met alle eer en respect. Ik verlaat het kerkhof langs de achterkant waar enkele infoborden uitgestald staan.
Ik stap nu richting de John McCrae Canadian Historic Site, een medische hulppost uit Wereldoorlog I die er nog steeds deels aanwezig is. Hier krijg ik echt de kriebels wanneer ik me de chaos van toen probeer in te beelden.
‘Hollende Medics met brancards met daarop gewonde helden. Kermende geluiden van mannen die helse pijnen moeten doorstaan. Het geluid van zagen die stompen maken van verbrijzelde armen of benen. Bombardementen op de achtergrond of korter bij met het vallende steengruis als gevolg.’
Hoeveel verbeelding ik ook heb, ik kan het me gewoon niet inbeelden, laat staan vatten hoe het er hier aan toe ging. Bij het lezen van McCrae’s bekende gedicht In Flanders Fields rolden de tranen langs mijn wangen.
“McCrae had een gat van circa 2.5 op 2.5 meter laten graven in de steile helling van de kanaaldijk, die vooraan afgedekt werd met zandzakken en bovenaan met hout en platen. Met wat stro op de bodem maakte hij zijn verbandpost annex persoonlijke schuilplaats compleet. Hierin verzorgde McCrae gedurende zeventien dagen de gewonden van de 1ste Canadese Artilleriebrigade alsook de gewonden die werden aangevoerd van op het slagveld in de buurt van Sint-Juliaan tijdens de zware gevechten na de Duitse gasaanval van 22 april 1915. In die dagen ontstond de nabijgelegen begraafplaats. McCrae raakte heel sterk getroffen door het gruwelijke oorlogsleed rondom hem. Op 2 mei 1915 stierf bovendien zijn goeie vriend Alexis Helmer. Totaal ontredderd schreef hij het gedicht 'In Flanders Fields', op 3 mei 1915 bij de kanaaloever nabij 'Bridge No 4'. Uitkijkend over de pas aangelegde begraafplaats, nu bekend als 'Essex Farm Cemetery'. Nadat McCrae begin juni 1915 werd overgeplaatst naar het 'No. 3 Canadian General Hospital' te Dannes-Camiers in Noord-Frankrijk, herschreef hij zijn gedicht en hij stuurde het op naar 'The Spectator' waar het geweigerd werd. Het Londense weekblad 'Punch' publiceerde het wel op 8 december 1915, weliswaar anoniem. Sindsdien begon het een eigen leven te leiden. Tegen het einde van de oorlog genoot het gedicht een wereldwijde faam en werd het intens aangewend als propagandamiddel.
‘In Flanders Fields
In Flanders fields the poppies blow Between the crosses, row on row, That mark our place; and in the sky The larks, still bravely singing, fly Scarce heard amid the guns below.
We are the Dead. Short days ago We lived, felt dawn, saw sunset glow, Loved, and were loved, and now we lie In Flanders fields.
Take up our quarrel with the foe To you from failing hands we throw The torch, be yours to hold it high. If ye break faith with us who die We shall not sleep, though poppies grow
In Flanders fields.
Boezinge, 1915’”
Ik stap verder langs het kanaal met een grote krop in de keel. Overal waar je hier kijkt zie je relieken van die bloederige strijd. Lokale boeren gebruiken nog steeds de ‘varkensstaarten’ als afsluiting voor hun weides. Ik volg het kanaal verder tot aan de Westkaai waar ik rechts moet aanhouden. Langs de Oude Vaart Ieper-Komen stap ik hier en daar door het hoge groen en ontwijk ik wederom netels en distels. Via het Sluispad kan ik de vaart oversteken en kom ik het centrum van Ieper binnengewandeld. Via het Beeldenplein, zonder beelden, stap ik richting de Kasteelbeek en volg deze tot aan de Vestingen. Grote muren die als verdediging dienden zijn nu een mooi stadspark, een groene long voor Ieper. Grote delen van de vestingen worden bewoond door vele vleermuizen.
Iets verder kom ik aan bij de Menenpoort. Wat een indrukwekkend monument, het straalt uit voor wat het bedoeld is. Ik krijg meteen rillingen bij het zien van de duizenden namen van gesneuvelde helden. Ik ga de trappen af en zie dat er bitter weinig volk door de Menenpoort stapt. Hier maak ik gebruik van om een foto te nemen terwijl ik in het midden van de weg op mijn hurken zit. Ik stap terug de vestingen op die ik volg tot de Rijselpoort en dan via de Rijselstraat het centrum van Ieper weer verlaat.
“De Menenpoort staat op de plaats waar er eeuwenlang reeds een ander exemplaar stond en die verscheidene namen droeg. Aanvankelijk heette ze ‘Hangwaertpoort’ om nadien te worden verbasterd tot ‘Antwerpenpoort’. Bij de aanleg van de vesten door de Sébastien Le Prestre de Vauban in de 17de eeuw werd de poort verbouwd in de Dorische stijl. Tijdens de Franse tijd noemde men ze ‘Napoleonpoort’ om vanaf 1815 als Menenpoort vernoemd te worden. In 1862 werd ze gesloopt en was de toegang tot de Menenstraat niet meer dan een opening van dertien meter in de vesten. De rijweg werd geflankeerd door twee stenen leeuwen, die tot 1848 bij de ingang van de Lakenhalle hadden gestaan. Deze eeuwenoude leeuwen werden in 1936 door de stad Ieper geschonken aan het Australian War Memorial in Canberra. Daar sieren ze na restauratie de hoofdingang van het museum.”
Ik flankeer de Kasteelgracht waar ik een prachtig zicht krijg op de vestingen van de stad. Ik sla rechts af en dwars natte broeken die ontstaan zijn door het afgraven van het land om zo de eerste dijk aan te leggen, waarvan nu nog steeds een muur rechtstaat. Ik steek de Zuiderring over en kom terecht in het natuurgebied Verdronken Weide. Een prachtig stukje natuur net buiten de stad, zalig. Ik passeer een uitkijk hut die ik links laat liggen. Iets verder is er een duiker op het water, hier zie ik enkele Grauwe ganzen en een koppel Lepelaars.
Via de Zillebekevijverdreef verlaat ik het natuurgebied en kom ik aan de enorme Zillebekevijver. Deze blijf ik anderhalve kilometer volgen tot aan de Seelbachdreef waar ik het centrum van Zillebeke binnen stap. Een rustig dorpje met een charmante kerk. Het dorp is een scheet groot dus ik sta dan ook snel weer buiten haar poorten. Aan de spoorweg bezoek ik het Larch Wood Cemetery voor ik het spoor oversteek.
“Larch Wood (Railway Cutting) Cemetery, deze begraafplaats werd aangelegd ten noorden van een lorkenbosje ‘larch wood’, aan de noordoostkant van de spoorweg. In de omgeving zou gedurende de gehele oorlog zwaar gevochten worden. De tunnels van Larch Wood werden in 1917 gebruikt als hoofdkwartieren voor reservebataljons. Edmund Blunden schreef in "Undertones of War" over de uitstekende staat van de tunnels bij Larch Wood eind 1917 die toen ook als medisch hoofdkwartier werden gebruikt. De aanleg van de begraafplaats werd gestart in april 1915.”
Over anderhalve kilometer kom ik aan in het domein De Palingbeek, naar mijn mening het mooiste stukje natuur van West-Vlaanderen. Mijn etappe zit er op aan de GR-boom maar mijn vrouw staat me op te wachten op de parking. Mijn uitloop van één kilometer verloopt via de GR128 tot aan de land-art-installatie CWRM. Een geslaagde GR-route die vooral in Midden West-Vlaanderen erg saai is maar waarvan zijn begin en einde dit mindere deel snel doet vergeten.
Comments